Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord show‐bill
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(beak) | ; | |
(ticket) | ; | |
(pruning‐knife; billhook) | snoeimes | |
(invoice) | ; | |
(invoice) | ; | |
(draught; draw) | traite | |
(placard; poster) | ||
(negotiable security; note; negotiable instrument) | ; waardepapier | |
(act; deed) | ; ; | |
🔗 Without the spending cuts in the failed bill, any tax cuts will add to the budget deficit. | ||
; | ||
(demonstrate; manifest) | laten blijken | manifesti |
(indicate; point out; demonstrate; display; manifest; exhibit) | laten zien ; ; ; | |
🔗 Type in the code as shown. | ||
(spectacle; display; displaying; performance) | ||
(distraction; diversion; recreation; amusement; divertissement) | ; verstrooiing ; | |
(presentation; intro; introduction; rendition; performance) | ; ; | |
(conduct; guide; lead; channel; wage; bring; drive; usher) | ; ; ; | |
🔗 He will show you to your rooms. | ||
(sign) | tentoonspreiding ; | |
🔗 Mr. Macron and Ms. von der Leyen’s show of unity is also an attempt to put paid to any Chinese hopes of exploiting differences within Europe. | ||
; ; | ||
🔗 A preposition, then, is a word which connects words and shows the relation between them. |
Engels | Nederlands |
---|---|
show‐bill | aanplakbiljet |
bill | aanklacht; aankondigen; aanplakbiljet; akte van beschuldiging; bankbiljet; bek; bijl; cedel; ceel; de rekening sturen; door biljetten aankondigen; flap; hellebaard; lijst; nota; ontwerp; op de rekening zetten; op het programma zetten; program; programma; raambiljet; rekening; snavel; sneb; snoeimes; strooibiljet; voorstel; wetsontwerp; wetsvoorstel; wissel |
show | aan de dag leggen; aanduiden; aantonen; aanwijzen; afdraaien; betonen; betoon; bewijzen; blijk geven van; demonstreren; draaien; exposeren; expositie; komedie; laten blijken; laten zien; lijken; onderneming; ontplooien; optocht; parade; praalvertoon; pralerij; pronk; pronkerij; schijn; show; showen; spul; te zien zijn; tentoonspreiding; tentoonstellen; tentoonstelling; toneelvoorstelling; tonen; uitduiden; uitkomen; uitwijzen; verraden; vertonen; vertoning; vertoon; voor de dag komen; voordoen; voorstelling; wijzen; zaak; zaakje; zich vertonen |