Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord bewijs

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(demonstratie)
demonstration
🔗 We hebben bij het bewijs van deze formules de hoeken α en β zó gekozen dat α + β scherp is.
;
🔗 Het bewijs zal ik je geven.
(blijk; merkteken; teken)
bewijs van goed gedrag
certificate of good character
(stortingsbewijs)
proof of payment
evidential value
argumenta forto
evidential value
🔗 Dat schilderstukje zal ik in beslag nemen als bewijsmateriaal.
piece of evidence
konvikta montraĵo
🔗 Want wat u daar vernietigen wilt, zijn bewijsstukken!
piece of evidence
🔗 Laat hem deze ring als bewijsstuk zien.
(aantonen; demonstreren)
demonstrate
🔗 Ik sta erop dat u mij de eerbied bewijst die een geestelijke toekomt.
(aantonen; staven)
🔗 Ik zal het je bewijzen!
ID
;
🔗 Dat hiel weleens, al liep je het risico dat hij om je legitimatiebewijs vroeg, wat je natuurlijk niet had.
(kwitantie; ontvangstbewijs; reçu)
receipt
(kwitantie; ontvangbewijs; reçu)
receipt
🔗 Opgewekt gaf de man hem een ontvangstbewijs.
(kaartje; plaatskaart; ticket; passagebiljet)
ticket
🔗 En ten tweede zou ik hun passen en plaatsbewijzen willen zien.
stortingsbewijs
proof of payment
tegenbewijs
(ontzenuwing; weerlegging)
rebuttal
;
refutation
toegangsbewijs
(entreebiljet)
admission ticket

NederlandsEngels
bewijs argument; attestation; certificate; cogency; demonstration; document; evidence; mark; proof; showing; substantiation; token; voucher
bewijs van eigendom title; title‐deed
bewijs van goed gedrag certificate of good character; certificate of good conduct
bewijs van herkomst certificate of origin
bewijs van lidmaatschap certificate of membership
bewijs van ontvangst receipt
bewijs van oorsprong certificate of origin
indirect bewijs circumstantial evidence
ten bewijze waarvan in support of which; in proof of which
betalingsbewijs proof of payment
bewijsexemplaar free copy; voucher copy; reference copy
bewijskracht cogency; conclusiveness; evidential force; conclusive force
bewijsmateriaal evidence
bewijsmiddel evidence
bewijsplaats authority; proof‐text; reference; quotation in support
bewijsstuk document; evidence; exhibit; title‐deed
bewijsvoering argumentation
bewijzen approve; argue; aver; be evidential of; demonstrate; establish; evidence; evince; make good; make out; prove; vindicate; show; confer upon; render
dividendbewijs dividend coupon
eerbewijs honour; salute; accolade
eigendomsbewijs title‐deed; title
garantiebewijs warranty
geboortebewijs birth‐certificate
getuigenbewijs proof by witnesses; oral evidence
identiteitsbewijs identification; identity card
kentekenbewijs registration certificate
legitimatiebewijs identification card; identity card
motorrijtuigverzekeringsbewijs motor insurance card
nationaliteitsbewijs certificate of nationality
ontvangbewijs receipt
ontvangstbewijs receipt
persoonsbewijs identity card
plaatsbewijs ticket
rijvaardigheidsbewijs driving‐licence
schuldbewijs IOU; bond; due‐bill
stortingsbewijs paying‐in slip; scrip; deposit slip
tegenbewijs counter‐evidence; counter‐proof
toegangsbewijs pass; ticket; admission ticket
vaccinatiebewijs vaccination certificate
vervoerbewijs ticket
vervoersbewijs ticket