English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word come on

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
come on
(advance; approach; come; accost)
;
gaan naar
; ; ;
come on
(advance)
; ;
come on
(advance; approach; come close; come closer)
;
(come about; happen; occur; take place; be afoot; come to pass; fall; be set; transpire);
🔗 We feared that the cold weather would come on and halt our explorations, for all agreed that the demon was generally quiet in winter.
(derive; originate; result; stem; spring);
het gevolg zijn van
; ; ;
deveni
🔗 I came to be alone.
(advance; approach; come on; accost);
gaan naar
; ; ;
;
🔗 I’ve come to live with you.
🔗 But spring did not come, you say?

EnglishDutch
come on aangaan; aankomen; beginnen; gedijen; hup; loskomen; op dreef komen; op het toneel verschijnen; opkomen; optreden; ter sprake komen; tieren; vinden; vóórkomen
come aanbreken; aankomen; aanstaande; er bijkomen; klaarkomen; kom op; komaan; komen; komen opzetten; kop op; opkomen; uitkomen; verschijnen; worden; óverkomen