Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word optreden

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gebeuren; geschieden; passeren; voorvallen; zich voordoen; vóórkomen);
🔗 Hoe een kaart ook wordt ontworpen, altijd treedt er vervorming op.
(doen; spelen; vertonen)
(doen; handelen; te werk gaan; handelen; presteren);
take action
;
;
elpaŝi
(actie; handeling)
🔗 Je wijze van optreden is onaanvaardbaar.
presentation
;
intro
; ;
rendition
; ;
presentation
; ;
intro
; ;
rendition
🔗 Vorige maand heeft de Maleisische overheid ook een optreden van de Amerikaanse metalband Lamb of God verboden.
🔗 Rusland treedt steeds harder op tegen de oppositie in het land.
(uitgeput; uitverkocht)
exhausted
spent
elspezita
worn
🔗 De benzine zal op zijn.
(verbruikt)
used up
🔗 Als die op waren, was het wapen waardeloos.
(aan; jegens; met; om; te; tot; voor; bij); ; ; ;
🔗 Wie kan dat op deze afstand zeggen?
(naar boven; omhoog)
(aan; boven op); ; ; ;
🔗 Ik keek op de wijzerplaat.
(binnen; in; per; te; van; aan);
🔗 Over een half uur worden we op het paleis verwacht.
(uit; van); ;
(aan; bij; naar; tegen; tot; voor; naar … toe);
🔗 Ze wees op de volle planken.
(om; voor)
🔗 En toen nu alles op een mogelijk gevecht werd voorbereid, vonden de jongens de verschijning dier zeereuzen niet meer leuk.
(aan; bij); ;
🔗 Op de hoek botste een man tegen mij op, die van de andere kant kwam en mij niet gezien had.
(aan; betreffende; in; met; naar; omtrent; over; van; voor); ; ;
🔗 Geef een duidelijk antwoord op de vraag!
(langs; naar; volgens); ;
🔗 Er staat weinig wind en in het donker kunnen we op de sterren varen.
(bij; in; onder; met);
🔗 En met wat meer geluk zie je op je wandeling spechten, boomvalken, dassen, haviken, heel veel libellen en zangvogels als bijvoorbeeld boomklevers.
(aan; jegens; met; tegen; tegenover; voor)
🔗 De Israëlische luchtmacht voert steeds meer luchtaanvallen uit op de Gazastrook.
(lopen; stappen);
paŝi
🔗 Hij trad naar voren en greep het doosje van de tafel af.

DutchEnglish
optreden act; action; address; advent; appear; appearance; assert oneself; behaviour; carry oneself; come on; conduct; deportment; develop; enter; gig; make one’s appearance; occur; perform; proceedings; stand; step in; take action
aanvallend optreden act on the offensive
optreden tegen take action against; deal with
strenger optreden adopt a more rigorous action
op all in; along; at; broken‐down; by; clapped‐out; dead; done; exhausted; frazzled; gone; in; knocked up; on; onto; out; to; up; upon; spent; run‐down; on top of; washed up; after; at an end; all gone; worn out; worn; with respect to
treden tread; step; walk