English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word charge
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(accusation) | ; tenlastelegging | |
(cost; expense) | ||
(accusation; complaint; indictment; accusal) | ; ; tenlastelegging | |
(levy) | ; in rekening brengen | pagigi |
🔗 As of Friday, the US has begun charging a 25 percent tariff on steel and a 10 percent tariff on aluminum imported from Canada, Mexico and the European Union. | ||
(load) | ; | ŝargi |
(burden; load; weight; batch) | ||
(accuse; allege) | ||
🔗 Of the Americans charged, only seven are still in Egypt. | ||
(accusation; accusal; allegation; indictment) | ; ; tenlastelegging | |
🔗 Tamne admitted two charges of rape, one of blackmail and one of impersonating a police officer at Warwick Crown Court. | ||
(expense; expenditure; outlay) | ; uitgaaf ; ; | |
(entrust; assign; instruct; appoint; authorize; commission) | ; | |
(commission; errand; entrustment; job; mandate; trust; appointment; authorization) | ||
(lead; leadership) | ||
(cost; price) | ||
(accuse; fault; incriminate) | ||
(demand; postulate; require; claim; dictate; exact; mandate; assert) | ||
(claim; demand; suit) | ; vordering | |
(assault; storm; rush) | ; | |
🔗 They will charge in another moment. | ||
(assault; storming) | ||
(pupil; ward) | ||
(burden; load; lade) | ; | |
be in charge (be at the head; run) | aan het hoofd staan | |
be in charge (govern; restrain; cover; head; master; be in charge of; be at the head of) | ; ; ; ; ; | |
be in charge of (govern; restrain; cover; head; master; be in charge; be at the head of) | ||
charge with (accuse of; impeach of; indict for; tax with) | ||
charge with (accuse of; impeach of; indict for; tax with) | beschuldigen van | kulpigi pri |
free of charge (for nothing; free; gratis) | ||
house charge (service charge) | serva mono | |
in charge (in command) | komandanta | |
service charge (house charge) | serva mono | |
discharge (fire; fire off) | ; ; | |
discharge (dismiss; fire; sack; oust; remove; expel; jilt; bounce; chuck; ditch; give the push; send packing; give the sack; give the boot; give the mitten) | ||
discharge (carrying off; abduction) | ||
discharge (carrying off; abduction) | ||
discharge (dismiss; fire; sack; retrench; lay off) | ; | |
discharge (paying off; dismissal; lay‐off; sack; firing) | ; | |
discharge (fire; fire off; let off) | ; | |
discharge (settle; square up) | ||
discharge (acquittal; acquittance; acquitment) | ||
recharge (reload) |
English | Dutch |
---|---|
charge | ⇆ aanklacht; ⇆ aansprakeijk stellen; ⇆ aanval; ⇆ aanvallen; ⇆ beladen; ⇆ belasten; ⇆ berekenen; ⇆ beschuldigen; ⇆ beschuldiging; ⇆ bevelen; ⇆ charge; ⇆ chargeren; ⇆ debiteren; ⇆ declareren; ⇆ dracht; ⇆ gelasten; ⇆ gemeente; ⇆ in rekening brengen; ⇆ klaagpunt; ⇆ koste; ⇆ laden; ⇆ lading; ⇆ last; ⇆ mandement; ⇆ onkosten; ⇆ opdracht; ⇆ opdragen; ⇆ opladen; ⇆ opleggen; ⇆ pupil; ⇆ rekenen; ⇆ schuld; ⇆ servituut; ⇆ tenlastelegging; ⇆ verband; ⇆ vragen; ⇆ vullen; ⇆ zorg |
additional charges | ⇆ bijkomende kosten |
at a charge | ⇆ tegen betaling |
at one’s own charge | ⇆ op eigen kosten |
be in charge | ⇆ dienst hebben; ⇆ in functie zijn |
be in charge of | ⇆ aan het hoofd staan van; ⇆ belast zijn met; ⇆ belast zijn met de zorg voor |
bring a charge against | ⇆ een aanklacht indienen tegen; ⇆ een beschuldiging inbrengen tegen |
call out charge | ⇆ voorrijkosten |
charge account | ⇆ lopende rekening |
charge at | ⇆ losstormen op |
charge double | ⇆ met dubbel krijt schrijven |
charge for | ⇆ vragen voor |
charge for making | ⇆ maakloon |
charge into | ⇆ aanrennen tegen; ⇆ opbotsen tegen |
charge it in the bill | ⇆ zet het op mijn rekening |
charge on | ⇆ in rekening brengen aan |
charge oneself with | ⇆ zich belasten met |
charge sheet | ⇆ strafblad |
charge somebody with | ⇆ iemand aanklagen wegens |
charge somebody with something | ⇆ iemand iets opdragen; ⇆ iemand iets ten laste leggen; ⇆ iemand met iets belasten |
charge to one’s account | ⇆ op zijn rekening laten schrijven |
charge up to one’s account | ⇆ op zijn rekening laten schrijven |
charge with | ⇆ aansprakelijk stellen voor; ⇆ beschuldigen van; ⇆ betichten van; ⇆ opleggen |
commit something to somebody’s charge | ⇆ iemand iets toevertrouwen |
consign something to somebody’s charge | ⇆ iemand iets toevertrouwen |
electric charge | ⇆ elektrische lading |
explosive charge | ⇆ springlading |
fixed charge | ⇆ vastrecht |
free of charge | ⇆ franco; ⇆ gratis; ⇆ kosteloos; ⇆ ten kostelozen titel |
have charge of | ⇆ belast zijn met; ⇆ belast zijn met de zorg voor |
house charge | ⇆ bedieningsgeld |
in charge | ⇆ dienstdoende; ⇆ fungerend |
in the charge of | ⇆ onder bewaking van |
lay it to one’s charge | ⇆ het iemand ten laste leggen |
lay something to somebody’s charge | ⇆ iemand iets ten laste leggen |
level charges at | ⇆ een beschuldiging richten tot |
lie under the charge of | ⇆ beschuldigd zijn van |
nuclear charge | ⇆ kernlading |
on a charge of | ⇆ onder beschuldiging van |
on charge of | ⇆ op beschuldiging van |
press charges against | ⇆ een vervolging instellen tegen |
return to the charge | ⇆ de aanval hernieuwen; ⇆ op de zaak terugkomen |
service charge | ⇆ bedieningsgeld; ⇆ bedieningstoeslag; ⇆ servicekosten |
shoulder charge | ⇆ schouderduw |
take charge of | ⇆ onder zijn hoede nemen |
take in charge | ⇆ arresteren |
take over charge | ⇆ de dienst overnemen |
trumped‐up charges | ⇆ valse beschuldigingen |
who is in charge? | ⇆ wie gaat erover? |
chargeable | ⇆ belastbaar; ⇆ in rekening te brengen; ⇆ ten laste komend |
charge‐hand | ⇆ onderbaas |
charger | ⇆ acculader; ⇆ oplader; ⇆ strijdros |
counter‐charge | ⇆ een tegenbeschuldiging inbrengen; ⇆ tegenbeschuldiging; ⇆ tegenklacht |
cover‐charge | ⇆ bedieningsgeld |
depth‐charge | ⇆ dieptebom |
discharge | ⇆ afladen; ⇆ afmonsteren; ⇆ afmonstering; ⇆ afscheiding; ⇆ afschieten; ⇆ afstoten; ⇆ afstoting; ⇆ afvoer; ⇆ afvuren; ⇆ betalen; ⇆ decharge; ⇆ delgen; ⇆ dragen; ⇆ etter; ⇆ etteren; ⇆ kwijtbrief; ⇆ kwijten; ⇆ kwijting; ⇆ kwijtschelden; ⇆ losbranding; ⇆ lossen; ⇆ lozen; ⇆ ontheffen; ⇆ ontheffing; ⇆ ontladen; ⇆ ontlading; ⇆ ontlasten; ⇆ ontlasting; ⇆ ontslaan; ⇆ ontslag; ⇆ rehabilitatie; ⇆ rehabiliteren; ⇆ schot; ⇆ uitladen; ⇆ uitlading; ⇆ uitoefening; ⇆ uitstoot; ⇆ uitwatering; ⇆ van rechtsvervolging ontslaan; ⇆ verlichten; ⇆ vervullen; ⇆ vervulling; ⇆ voldoen; ⇆ vrijspraak; ⇆ vrijspreken; ⇆ zich kwijten van; ⇆ zich ontlasten |
recharge | ⇆ bijladen; ⇆ doorberekenen; ⇆ herladen; ⇆ in rekening brengen; ⇆ opladen; ⇆ opnieuw vullen |
rent‐charge | ⇆ erfcijns; ⇆ erfpacht |
supercharge | ⇆ aanjagen |
undercharge | ⇆ te weinig berekenen |