Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word opdracht

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(boodschap; opdrachtgeving); ; ;
mandate
🔗 Je kreeg een opdracht en die had je maar uit te voeren!
(missie)
(boodschap; opdracht);

DutchEnglish
opdracht assignment; brief; charge; command; commission; dedication; delegation; envoy; errand; incline; inscription; instruction; mandate; mission; order
een opdracht krijgen receive an order
een opdracht uitvoeren carry out an order; execute a commission
een opdracht verstrekken commission
in opdracht handelen act under orders
in opdracht van by order of
opdracht hebben om be instructed to
leeropdracht teaching assignment; lectureship
opdrachtgever client; customer
opdrachtgeving assignment; commission; errand; order; instruction
spoedopdracht urgent order; rush order