Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitvliegen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.
🔗 Ja, daarom zijn we hierheen gevlogen.
🔗 Natuurlijk vloog Jim de volgende dag een paar keer laag over haar huis.
🔗 En er vliegt zo’n zwarte vogel boven ons rond.

DutchEnglish
uitvliegen fly out
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in
vliegen aviate; aviation; cut and run; fling; flit; fly; plane; race; zap; speed; scoot; sweep; tear; whirl