Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word uitlachen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
laugh at | ||
🔗 Men lacht mij achter de rug uit. | ||
🔗 Waarom lach jij niet? | ||
(gelach) | ||
🔗 Een zacht lachen klonk in de schaduwen. | ||
(op; van; vanuit) | ; | |
🔗 Hij liep snel het hotel uit. | ||
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens) | ; ; ; | |
🔗 Dat deed hij uit berekening. | ||
(over; voort; weg; verwijderd) | ; | |
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit. | ||
; | ||
🔗 De lampen waren uit. |
Dutch | English |
---|---|
uitlachen | ⇆ deride; ⇆ laugh at; ⇆ laugh one’s fill |
lachen | ⇆ laugh; ⇆ laughter |
uit | ⇆ done; ⇆ for; ⇆ forth; ⇆ off; ⇆ out; ⇆ out of; ⇆ over; ⇆ through; ⇆ in a spirit of; ⇆ from; ⇆ from among; ⇆ in |