Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word tas

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(boel; hoop; massa);
handbag
(zak);
🔗 Uw tas is gescheurd.
(kop; kopje)
🔗 Drinken we daar een tas koffie bij?
;
portfolio
briefcase
🔗 Hij pakte zijn aktentas en stond op.
(schooltas)
schoolbag
schoolbag
briefcase
butikuma mansako
(damestasje)
lady’s bag
;
vanity bag
carrier bag
portsako
🔗 Met haar draagtas over de linkerschouder begon ze door het dorp in de richting van het ouderlijk huis te lopen.
cycle‐bag
handbag
🔗 Ze maakte haar handtas open en haalde er een papier uit.
schooltas
(boekentas)
schoolbag
(opeenhopen; opeenstapelen; ophopen; stapelen);
pile up
;
overnight bag
tranokta sako
🔗 Dat moest haast wel, want hij had zijn weekendtas nog bij zich.

DutchEnglish
tas bag; case; cup; heap; pile; pouch; satchel; scrip
aktentas briefcase; portfolio; dispatch‐case
boekentas satchel
boodschappentas shopping‐bag
draagtas carrier bag
fietstas cycle‐bag
gereedschapstas kit
handtas handbag; purse
jagerstas game‐bag
patroontas cartridge‐box; pouch
pelgrimstas pilgrim’s scrip
reistas overnight bag; valise; travelling bag; holdall
sabeltas sabretache
schooltas satchel; schoolbag
schoudertas shoulder‐bag
tassen heap; heap up; pile; pile up
toilettas toilet bag; dressing‐case; spongebag
weekendtas overnight bag
weitas bag; game‐bag
zadeltas saddlebag