Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord rukken
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
jerk ; ; tug ; | ||
🔗 De vreemdeling rukte zijn zwaard uit het lichaam en draaide zich om. | ||
(zich afrukken; zich aftrekken) | onani | |
uit het verband rukken | tear from its context ; wrest form its context | eligi el la kunteksto |
(opmarcheren) | ; march on | |
(afplukken; wegscheuren) | deŝiri | |
🔗 De wind nam geleidelijk aan in kracht toe, gierde over de berghellingen, takken afrukkend en bomen ontwortelend. | ||
(aftrekken) | jerk off ; toss off | onanigi |
🔗 Ik ruk mezelf gaarne af terwijl jij toekijkt. | ||
🔗 Voor de derde keer rukten de Saracenen op. | ||
ruk | ||
ruk (trek) | ||
rukker | onanist | |
(uitscheuren; uittrekken) | wrest | |
🔗 En indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u. | ||
; ; ; | ||
🔗 De brandweer rukte met groot materieel uit, maar kon de boerderijen niet meer redden. |
Nederlands | Engels |
---|---|
rukken | ⇆ fap; ⇆ jerk; ⇆ pluck; ⇆ pull; ⇆ snatch; ⇆ strain; ⇆ tug; ⇆ twitch; ⇆ wank; ⇆ wrench; ⇆ yank |
aan iets rukken | ⇆ pull at something; ⇆ give something a tug |
iemand iets uit de handen rukken | ⇆ snatch something out of somebody’s hands |
rukken aan | ⇆ pull at; ⇆ bob; ⇆ jerk; ⇆ pull; ⇆ yank; ⇆ strain at; ⇆ tear; ⇆ tear at; ⇆ tug at |
uit het verband rukken | ⇆ wrest form its context; ⇆ tear from its context |
aanrukken | ⇆ advance; ⇆ march on; ⇆ move up |
afrukken | ⇆ snatch; ⇆ snatch off; ⇆ beat off; ⇆ jerk off; ⇆ toss off; ⇆ tear away; ⇆ tear off; ⇆ snatch away; ⇆ pluck off; ⇆ tear down; ⇆ strip off; ⇆ wank |
inrukken | ⇆ dismiss; ⇆ march in; ⇆ march back to barracks; ⇆ withdraw |
losrukken | ⇆ tear loose; ⇆ tear away from; ⇆ tear from |
omrukken | ⇆ pull down |
ontrukken | ⇆ snatch from; ⇆ wrest from; ⇆ tear from; ⇆ snatch away from |
openrukken | ⇆ tear open |
oprukken | ⇆ advance; ⇆ march; ⇆ move on |
ruk | ⇆ snatch; ⇆ bob; ⇆ chuck; ⇆ flip; ⇆ flirt; ⇆ flounce; ⇆ hitch; ⇆ jerk; ⇆ pull; ⇆ tug; ⇆ wrench |
rukker | ⇆ wanker; ⇆ tosser |
rukwind | ⇆ gust of wind; ⇆ squall; ⇆ blast; ⇆ flaw |
uiteenrukken | ⇆ dismember; ⇆ disrupt; ⇆ tear; ⇆ tear asunder |
uitrukken | ⇆ march out; ⇆ pluck up; ⇆ tear out; ⇆ turn out; ⇆ turnout; ⇆ pull out; ⇆ tear; ⇆ march; ⇆ march out of |
voortrukken | ⇆ advance; ⇆ press ahead; ⇆ press on; ⇆ push forward; ⇆ push on; ⇆ march on; ⇆ pull along |
wegrukken | ⇆ snatch; ⇆ snatch away; ⇆ snatch off; ⇆ pluck away; ⇆ tear; ⇆ whisk away; ⇆ whisk off |