Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord last

Nederlands	Engels (indirect vertaald)	Esperanto
last	burden ; charge ; load ; weight	ŝarĝo
last (hinder; overlast; storing)	trouble ; annoyance ; bother	ĝeno
🔗 Ik heb er geen last van.
ten laste leggen (toedichten; toeschrijven; wijten)	impute	imputi
🔗 Bekent u het u ten laste gelegde?
belasten (aanslaan)	tax	imposti
belasten (opdragen)	charge	komisii
🔗 Sergeant Puttler van Scotland Yard is met het onderzoek belast.
bewijslast	burden of proof	pruvdevo
🔗 De bewijslast rust op u!
lassen (wellen)	weld	veldi
lastig (moeilijk; zwaar; bezwaarlijk)	with difficulty ; hard	malfacile
lastig (moeilijk; zwaar; bezwaarlijk)	difficult ; hard	malfacila
🔗 Als de maan opkomt, wordt het heel wat lastiger om ongemerkt aan land te komen.
lastig (hinderlijk; pijnlijk; storend)	troublesome ; inconvenient	ĝena
lastig (gênant; penibel; pijnlijk)	embarrassing ; awkward	embarasa
🔗 Maar nu bevindt hij zich in een lastige positie.
lastlijn (laadlijn)	Plimsoll line	floslinio
ontlasten	exonerate	senŝarĝigi
🔗 Ze zouden weleens kunnen denken dat Uglúks schouders van een opgeblazen hoofd behoorden te worden ontlast.
tenlastelegging (aanklacht; beschuldiging; telastlegging)	charge ; indictment	akuzo
tenlastelegging (aanklacht; beschuldiging; telastlegging)	charge ; indictment	kulpigo
tenlastelegging (aanklacht; telastlegging)	charge	akuzaĵo

Nederlands	Engels
last	⇆ annoyance; ⇆ bother; ⇆ burden; ⇆ cargo; ⇆ charge; ⇆ command; ⇆ commission; ⇆ encumbrance; ⇆ fardel; ⇆ headache; ⇆ injunction; ⇆ last; ⇆ load; ⇆ nuisance; ⇆ onus; ⇆ order; ⇆ pack; ⇆ pest; ⇆ tax; ⇆ trouble; ⇆ weight
iemand iets ten laste leggen	⇆ charge somebody with something; ⇆ lay something to somebody’s charge
in last hebben om	⇆ be charged to
last hebben van	⇆ suffer from; ⇆ be incommoded by; ⇆ be troubled with; ⇆ be subject to
op last van	⇆ by direction of; ⇆ by order of
op zware lasten zitten	⇆ be heavily encumbered
ten laste komen van	⇆ be chargeable to
ten laste leggen	⇆ impute
zich van een last kwijten	⇆ acquit oneself of a charge
belasten	⇆ burden; ⇆ burthen; ⇆ charge; ⇆ encumber; ⇆ load; ⇆ tax; ⇆ weight; ⇆ rate; ⇆ impose a tax on; ⇆ debit
bewijslast	⇆ burden of proof; ⇆ onus of proof; ⇆ onus probandi
bommenlast	⇆ bomb‐load
bovenlast	⇆ deck‐cargo; ⇆ deck‐load
deklast	⇆ deck‐cargo; ⇆ deck‐load
grondlasten	⇆ land‐tax
lassen	⇆ joint; ⇆ weld; ⇆ splice; ⇆ scarf
lastdier	⇆ beast of burden; ⇆ pack animal
lastdrager	⇆ porter
lasten	⇆ charges, rates and taxes
lastenkohier	⇆ quantity survey
lastenverlichting	⇆ reduction in the financial burden; ⇆ tax relief; ⇆ tax cut
lastenverzwaring	⇆ increase in the financial burden; ⇆ tax increase; ⇆ tax hike
lastig	⇆ annoying; ⇆ awkward; ⇆ bothersome; ⇆ burdensome; ⇆ cumbersome; ⇆ cumbrous; ⇆ difficil; ⇆ difficult; ⇆ dodgy; ⇆ embarrassing; ⇆ fastidious; ⇆ fractious; ⇆ importunate; ⇆ incommodious; ⇆ intractable; ⇆ kittle; ⇆ knotty; ⇆ onerous; ⇆ particular; ⇆ pernickety; ⇆ pesky; ⇆ pestiferous; ⇆ pestilent; ⇆ pestilential; ⇆ petulant; ⇆ plaguesome; ⇆ pressing; ⇆ tricky; ⇆ troublesome; ⇆ trying; ⇆ unmanageable; ⇆ unruly; ⇆ untoward; ⇆ wearisome; ⇆ sticky; ⇆ stroppy; ⇆ thorny; ⇆ ticklish; ⇆ hard; ⇆ exacting; ⇆ hard to please; ⇆ inconvenient; ⇆ with difficulty; ⇆ cantankerous; ⇆ froward
lastlijn	⇆ Plimsoll line; ⇆ load‐line
lastpost	⇆ menace; ⇆ nuisance; ⇆ pest
ontlasten	⇆ disburden; ⇆ discharge; ⇆ disembarrass; ⇆ disgorge; ⇆ ease; ⇆ evacuate; ⇆ exonerate; ⇆ relieve; ⇆ unload; ⇆ void; ⇆ unburden
schuldenlast	⇆ debt
tenlastelegging	⇆ indictment; ⇆ charge