English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word marking

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
marking
(perceptible; noticeable; appreciable; marked; salient)
; ; ;
rimarkebla
marking pen
(felt‐tip; felt‐tip pen; marker pen; felt‐tipped pen; flow marker)
(distinguish; differentiate; discern; discriminate)
(check); ;
marki
🔗 Bookmarks enable you to mark spots in your code so you can easily find them later.
(mind; observe; comply; respect; watch; abide by); ; ; ; ; ;
(denote; motion); ; ;
signi
🔗 A compound statement that uses curly brackets to mark a block of code, such as a conditional test or loop, does not need a semicolon after a closing brace.
(stamp)
stampi
(signal; token);
(sign); ; ;
mark
(counter; stamp)
mark
(distinction; renown; differentiation; discrimination)
(badge; insignia; mantle; symbol);
(point)

EnglishDutch
marking beoordeling; corrigeren; herkenningsteken; notering; tekening
man‐to‐man marking mandekking
marking pen viltstift
road marking signalisatie
mark aanduiden; aangeven; aanstrepen; aantekenen; aantekening; aanwijzen; acht geven op; beduiden; bestemmen; bewijs; blijk; cijfer; corrigeren; dekken; doel; doelwit; een cijfer geven; herdenken; kenmerk; kenmerken; kruisje; letten op; letteren; mark; markeren; merk; merken; merkteken; model; niet ongemerkt voorbij laten gaan; noteren; onderscheiden; opmerken; optekenen; peil; punt; punten geven; schaduwen; schietschijf; spoor; staaltje; stempel; stempelen; teken; tekenen; vieren; vlek; vlekken
marking‐ink merkinkt
marking‐iron brandijzer
markings tekening
marking‐thread merkgaren