English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word check one’s step
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
check one’s step | ĉesi paŝi | |
(bridle; restrain; control; curb; inhibit; rein in; contain) | ; ; ; | |
(bridle; restraint) | ; ; toom | |
(audit; supervise; collate; moderate; oversee; review; examine; vet) | ; | |
(oversight; scrutiny; verification; supervision) | ||
(mark) | ; ; | marki |
(calculation; reckoning; tally; calculus) | ; | |
(chess) | schaak | |
(pace; stalk; tread) | ; | paŝi |
(pace; footstep; footfall) | ; ; ; | |
🔗 He took two steps forward. | ||
(rung; stair; stairstep) | ; ; | |
🔗 Down and ahead the stone steps continued, dropping into blackness. | ||
(stage) | ; | |
(act; action; deed; move) | ; ; ; ; ; |
English | Dutch |
---|---|
check one’s step | ⇆ de pas inhouden; ⇆ zijn pas inhouden |
check | ⇆ aannemen; ⇆ aanvinken; ⇆ afgeven; ⇆ bedwingen; ⇆ belemmeren; ⇆ belemmering; ⇆ beteugelen; ⇆ beteugeling; ⇆ bon; ⇆ bonnetje; ⇆ breidelen; ⇆ checken; ⇆ collationeren; ⇆ controle; ⇆ controle uitoefenen op; ⇆ controleren; ⇆ echec; ⇆ een halt toeroepen aan; ⇆ fiche; ⇆ geruit; ⇆ in bewaring geven; ⇆ in bewaring nemen; ⇆ in toom houden; ⇆ inhouden; ⇆ intomen; ⇆ keren; ⇆ knip; ⇆ nagaan; ⇆ nameten; ⇆ narekenen; ⇆ natellen; ⇆ natrekken; ⇆ paal en perk stellen aan; ⇆ rekening; ⇆ reçu; ⇆ ruit; ⇆ ruitje; ⇆ ruitjesgoed; ⇆ ruitjespatroon; ⇆ schaak; ⇆ schaak geven; ⇆ schaak zetten; ⇆ slag; ⇆ stuiten; ⇆ tegengaan; ⇆ tegenhouden; ⇆ tegenslag; ⇆ toets; ⇆ toetsen; ⇆ tomen; ⇆ tot staan brengen; ⇆ vastzetten; ⇆ verifiëren; ⇆ wat remmen |
step | ⇆ danspas; ⇆ gaan; ⇆ interval; ⇆ inzetten; ⇆ opstapje; ⇆ pas; ⇆ promotie; ⇆ schrede; ⇆ sport; ⇆ stap; ⇆ stappen; ⇆ step; ⇆ trap; ⇆ trappen; ⇆ trapsgewijs plaatsen; ⇆ tred; ⇆ trede; ⇆ treden; ⇆ tree; ⇆ voetstap |