Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word pas

English/Dutch
Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bergpas)
🔗 We betraden de pas.
(schrede; stap; voetstap);
🔗 De stoet uit Dahaut hield op honderdvijftig pas afstand stil.
(paspoort)
🔗 U moet uw pas laten zien.
(daarnet; juist; net);
🔗 In het huis hing de geur van pas gebraden vlees.
check one’s step
ĉesi paŝi
🔗 De kunstenaar hield de pas in en bekeek hem nadenkend.
dance step
newborn
novnaskita
esti laŭmezura
(aanpassen); ; ; ; ; ;
assay
;
(aanpassen)
try on
surprovi
(aanpassen)
try on
vesti prove
debit card
;
bank card
;
cheque card
debetkarto
(horizontaal)
level
🔗 Die is niet waterpas.
(zojuist; zonet)
a minute ago
🔗 En je bent zopas zonder de auto teruggekomen.

DutchEnglish
pas⇆ as late as; ⇆ defile; ⇆ freshly; ⇆ gait; ⇆ just; ⇆ newly; ⇆ not before; ⇆ not until; ⇆ of late; ⇆ only; ⇆ pace; ⇆ pas; ⇆ pass; ⇆ passport; ⇆ recently; ⇆ scarce; ⇆ scarcely; ⇆ step
dat is pas …!⇆ that’s what I call …!
de pas aangeven⇆ set the pace
de pas inhouden⇆ check one’s step
de pas versnellen⇆ quicken one’s pace
er de pas inhouden⇆ keep up a smart pace
er de pas in zetten⇆ step out
goed van pas komen⇆ stand in good stead
iemand de pas afsnijden⇆ cut somebody off
iemand van pas komen⇆ stand somebody in good stead
in de pas⇆ in step
in de pas blijven⇆ keep times
in de pas blijven met⇆ keep pace with; ⇆ keep step with
in de pas gaan lopen⇆ fall into step
in de pas komen⇆ catch step
lelijk te pas komen⇆ come to a sticky end
met gezwinde pas⇆ at the double
op … pas afstand⇆ at … paces
te pas en te onpas⇆ in season and out of season; ⇆ at all times; ⇆ time after time; ⇆ at every odd moment
uit de pas⇆ out of step
uit de pas raken⇆ break step; ⇆ get out of step; ⇆ fall out of step
uit de pas zijn⇆ be out of step
van pas komend⇆ opportune; ⇆ seasonable
zijn pas inhouden⇆ check one’s step
bankpas⇆ cheque card; ⇆ cheque‐guarantee; ⇆ bank card; ⇆ debit card
bejaardenpas⇆ senior citizen’s pass; ⇆ senior citizen’s reduction card
betaalpas⇆ bank card; ⇆ banker’s card; ⇆ cheque card; ⇆ cheque‐guarantee
danspas⇆ pas; ⇆ dancing‐step; ⇆ step
ganzenpas⇆ goose‐step
giropas⇆ ATM card
jongerenpas⇆ youth discount card
looppas⇆ double; ⇆ double‐time
paradepas⇆ goose‐step; ⇆ parade step
pascontrole⇆ examination of passports; ⇆ passport check
pasfoto⇆ passport photo; ⇆ passport photograph
pasgeboren⇆ newborn
pasgetrouwd⇆ new‐married; ⇆ newlywed
pasje⇆ pass; ⇆ card
passen⇆ become; ⇆ befit; ⇆ behove; ⇆ beseem; ⇆ dovetail; ⇆ fit; ⇆ fit on; ⇆ fitting; ⇆ pass; ⇆ resign; ⇆ suit; ⇆ try on; ⇆ be convenient
passenbureau⇆ passport office
passpiegel⇆ dressing‐mirror
pinpas⇆ debit card; ⇆ cheque card; ⇆ bank card
reispas⇆ pass; ⇆ passport
stormpas⇆ double‐quick step
telpas⇆ amble
verlofpas⇆ pass; ⇆ leave pass
waterpas⇆ level; ⇆ dead level; ⇆ water level
zopas⇆ a minute ago; ⇆ this minute