Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitstedig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
uitstedig
(absent; afwezig)
;
🔗 Daar liggen grote steden.
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.
uitstedigheid
(absentie; afwezigheid; mangel; verstek; verzuim)

DutchEnglish
uitstedig absent from town; out of town
stad borough; city; town
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in
uitstedigheid absence from town