Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word tegenover

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aan; jegens; met; tegen; tegen … aan; voor; tegen … in; op); ;
🔗 Hij stond helemaal tegenover het hele dorp.
as regards
;
as to
;
concerning
;
relevantly
; ; ;
🔗 Dat is niet meer dan beleefd tegenover je medemensen, vindt u ook niet?
(in vergelijking met)
(aan de andere kant; anderzijds; van de andere kant)
aliflanke
🔗 Daar staat tegenover dat de mensen vroeger kennelijk meer pijn konden verdragen dan vroeger.
(na);
🔗 Over een uur vallen we aan.
(voort; uit); ; ; ; ;
(boven; meer dan; boven de); ;
(aan; aangaande; betreffende; in; met; naar; omtrent; op; van; voor; inzake); ; ; ;
🔗 Hebt u vragen over deze brief?
left
;
left over
;
remaining
🔗 Voor mij bleek er dan niet veel eetbaars meer over te zijn.
(aan; boven); ;
🔗 De zon vlamde over de zee.
(aan de overkant van; over … heen); ;
🔗 Nadenkend tuurde Conan over de zee.
(afgelopen; verleden; voorbij; achter de rug);
🔗 De oefening is over.
(aan; bij; naar; op; tot; voor; naar … toe); ; ; ;
🔗 Ik kan net zo goed tegen de stoel praten.
(aan; jegens; met; tegen … aan; tegenover; versus; voor; tegen … in; op);
opposed to
; ; ; ;
🔗 U kunt het toch niet tegen zijn zin kopen?
(om; aan)
🔗 Maar tegen de ochtend ging de storm liggen en de dag brak helder aan.
(strijdig; tegengesteld);
🔗 Reith kroop naar de achterkant van het dak en keek naar de tegenoverliggende muur.

DutchEnglish
tegenover against; as contrasted with; as distinct from; as distinguished from; as opposed to; by; facing; in face of; in front of; in opposition to; in the case of; opposite; opposite to; over against; to; toward; towards; vis‐à‐vis; with
daar staat tegenover dat on the other hand; but then
daartegenover opposite
hiertegenover opposite; against this; across the way; over the way
over about; across; along; at; beyond; by; in; o’er; on; over; past; via; on the subject of; by way of; on top of; above; upwards of; from now; with
tegen against; agin; at; at the rate of; by; con; contra; contrary to; on; to; toward; towards; versus; for; as against; opposed to; ’gainst
tegenoverliggend adverse; opposite
tegenoverstaand opposite
tegenoverstellen set against
waartegenover opposite which