Nederlands–Duits woordenboek

Duitse vertaling van het Nederlandse woord aaneen

Nederlands → Duits
  
NederlandsDuits (indirect vertaald)Esperanto
(bijeen; samen; tezamen; bij elkaar; saam; gezamenlijk)
aneinander
;
beisammen
;
gesamt
; ; ;
gesondert
;
getrennt
hinter einander
seninterrompe
(achtereen)
ohne Halt
;
ohne Aufenthalt
;
unaufhaltsam
;
ununterbrochen
senhalte
(over);
(op);
🔗 Klopt u maar aan de deur, dan doet hij open.
(bij; op); ; ;
🔗 Aan de deur wordt niet gekocht.
<Präp. vor Angaben der Menge>
;
🔗 Ern moest het doen met een minimum aan aandacht.
(bij; naar; op; tegen; tot; voor; naar … toe); ; ; ;
auf … zu
;
nach … hin
; ; ; ; ; ;
🔗 Nederlandse huishoudens geven massaal aan goede doelen. Vervolgens schreef hij een brief aan de koning, waarin hij hem uitnodigde naar de boerderij te komen.
(bij; naast); ; ;
nahe bei
🔗 Endelijk kwamen zij aan een witte brug en toen zij die overstaken, stonden ze voor de grote poorten van de stad.
(door; van);
von … her
; ; ;
🔗 De Antwerpse raffinaderijen hebben een overschot aan benzine.
(jegens; met; om; op; te; tot; voor; bij); ; ;
(betreffende; in; met; naar; omtrent; op; over; van; voor)
betreffend
; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
🔗 Maar wordt er iets aan gedaan?
(jegens; met; tegen; tegen … aan; tegenover; voor; op); ; ; ; ; ; ; ; ;
🔗 We kunnen er echter niets aan doen.
(door; met; om; uit; van; voor);
halber
; ; ; ; ; ; ; ;
🔗 Hij is gestorven aan een hartverlamming.
(door; met; per; te); ; ;
vermittels
;
per
; ;
🔗 Aan de vruchten kent men de boom.
(om; omstreeks; rondom; tegen; om … heen)
um … herum
; ;
🔗 Sommige mensen dragen daarom nog steeds hun trouwring aan de linkerringvinger.
(binnen; in; op; per; te; van); ;
pro
; ;
🔗 Aan het begin van de avond zijn er in het hele land onweersbuien.
verdichten
;
zusammendrängen
;
komprimieren
(verenigen; in elkaar zetten)
fügen
;
gesellen
;
vereinigen
;
zusammenfügen
;
zusammentun
;
zusammenfassen
;
zusammenbringen
;
zusammensetzen
;
zusammenziehen
;
aneinanderschließen
;
abscheiden
;
<nedifina artikolo>
🔗 Ik zit gaarne in een café.
(een zeker)
irgendein
;
ein gewisser
;
irgendwelcher