Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord fight a losing battle

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(scuffle; action; fight; clash; combat; fray; engagement); ;
🔗 This was a battle for survival.
(of a battle)
gevechts‐
batala
(fight; strive; contend); ;
🔗 Since Saturday’s surprise assault, Israeli aircraft have been pounding Gaza targets while its ground forces have battled to retake control of border villages and towns overrun by Palestinian gunmen.
(combat; fight); ;
vechten tegen
🔗 Hundreds of firefighters were deployed Monday to battle the blazes in eastern Attica (the Máti area) and Kinéta in western Attica, where two fires were still active Wednesday morning.
(strive; contend; battle); ;
🔗 This is where we fight!
;
(combat; contend with; fight against; counter; run against; take on)
(battle; scuffle; action; clash; combat; fray; engagement); ;
(combat; battle);
vechten tegen
🔗 Her government has been fighting corruption allegations for a while.
(be at loggerheads; tussle; fight one another);
met elkaar vechten
;
lukti kontraŭ
vechten in
🔗 First, the Russian leader has not only Prigožin to deal with but also thousands of soldiers who more than ever may be wondering just why they are fighting Putin’s war.
(fall away; lose flesh; lose in weight)
; ;
🔗 As an adult, Leon Czolgosz worked in a Cleveland factory until he lost his job in a labour dispute in 1893.
(forfeit)
🔗 Johnson’s speech on Wednesday night reflects the Brexiteers’ growing fears that, while they won the referendum battle, they might be losing the war.
(go to the wall; be worsted; have the worse; get the worst of it; be beaten; be defeated)

EngelsNederlands
fight a losing battle een bij voorbaat verloren strijd voeren; een verloren strijd voeren; tevergeefs strijden; vechten tegen de bierkaai
battle gevecht; slag; slag leveren; slagorde; strijd; strijden; vechten; veldslag
fight bestrijden; bestrijding; bevechten; gevecht; kamp; kampen; knokken; knokpartij; laten vechten; strijd; strijden; strijden tegen; te velde trekken tegen; treffen; uitvechten; vechten; vechten in; vechten met; vechten tegen; vechtpartij
lose achterlopen; afraken van; afvallen; doen verliezen; erbij inschieten; het verliezen; kwijtraken; missen; schade lijden; verbeuren; verliezen; verspelen; verzuimen
losing hopeloos; niet te winnen; verliezend