Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord comeback

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(return)
🔗 When Tam came back, Rand stared in surprise.
comeback
(reverse; reverse side); ;
🔗 On their backs, under the shields, were leather bags of provisions.
(reverse; reverse side);
malantaŭa flanko
🔗 Quickly he went to the back of the barn.
(rear)
malantaŭa parto
🔗 They’re coming in the back!
(outstanding; overdue; unpaid)
nepagita
(backwards);
returne
veturi malantaŭen
(backward; on one’s back; backwards)
dorsen
(protect; cover); ; ;
(reversal; reverse)
(at the back)
aan de achterkant
; ;
dorse
(rear; later; after)
achter‐
(behind; aback; aft; in back; at the back; in the back); ; ; ;
(backwards; backward; behind; aft; aback);
(backbone; spine; rachis; spinal column);
wervelkolom
(prop; support; buttress; rest; strut; stanchion)
stopper
;
(cover; overlay; lag; plate; protect; face; coat; invest);
tegi
(go back; reverse; go backwards; stand back)
malantaŭeniĝi
achter‐
(derive; originate; result; stem; spring);
het gevolg zijn van
; ; ;
deveni
🔗 I came to be alone.
(advance; approach; come on; accost);
gaan naar
; ; ;
;
🔗 I’ve come to live with you.
🔗 But spring did not come, you say?

EngelsNederlands
comeback comeback; herstel; rentree; terugkeer
come back antwoorden; er weer in komen; reageren; terugkomen; weer in de mode komen; weer in trek komen; weer te binnen schieten; zich herstellen
back achterhoedespeler; achterkant; achterligger; achterom; achterpand; achterspeler; achterstallig; achteruit; achteruitgaan; achteruitrijden; achteruitschuiven; achterwaarts; achterzij; achterzijde; achter‐; afgelegen; back; berijden; doen achteruitgaan; endosseren; geleden; keerzij; keerzijde; krimpen; leuning; naar achteren; ommezij; ommezijde; ondersteunen; oud; reeds; rug; ruggen; rugpand; rugzijde; staan achter; steunen; tegen‐; terug; teruggaan; wedden op
come aanbreken; aankomen; aanstaande; er bijkomen; klaarkomen; kom op; komaan; komen; komen opzetten; kop op; opkomen; uitkomen; verschijnen; worden; óverkomen