Synoniemen: terugkeren, wederkeren, wederkomen, weeromkomen, weerkeren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /təˈrɵxkomə(n)/ |
---|
Afbreking | te·rug·ko·men |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) kom terug | (ik) kwam terug |
(jij) komt terug | (jij) kwam terug |
(hij) komt terug | (hij) kwam terug |
(wij) komen terug | (wij) kwamen terug |
(jullie) komen terug | (jullie) kwamen terug |
(gij) komt terug | (gij) kwaamt terug |
(zij) komen terug | (zij) kwamen terug |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) terugkome | (dat ik) terugkwame |
(dat jij) terugkome | (dat jij) terugkwame |
(dat hij) terugkome | (dat hij) terugkwame |
(dat wij) terugkomen | (dat wij) terugkwamen |
(dat jullie) terugkomen | (dat jullie) terugkwamen |
(dat gij) terugkomet | (dat gij) terugkwamet |
(dat zij) terugkomen | (dat zij) terugkwamen |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
kom terug | komt terug |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
terugkomend, terugkomende | (zijn) teruggekomen |
De molenaar komt niet meer terug.
Zodra het meisje terugkwam, zou hij meer weten.
Twee ontwikkelingen hebber ervoor gezorgd dat het leeuwebekje sterk terugkwam.
Hij ging opendoen en kwam met zijn zoon en vijf mannen terug, allen gewapend met geweren, revolvers en messen.
Kom morgenochtend terug.
Maar hoe komen we in Shadizar terug zonder te worden gearresteerd?
Een paar dagen later kwam Simon Templar terug uit Amsterdam.