English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word word

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 Words are divided into various classes.
(formulate)
(edit; draw up; draught); ; ; ;
(articulate)
🔗 It is impossible to find words that could describe the level of cruelty and cynicism with which the Russian occupiers are destroying the civilian population of the Ukrainian city by the sea.
🔗 Suldrun’s mouth moved, but no words came.
code word
fantomvorto
;
🔗 I will have a word with her.
in a word
(in brief; in short; in fine)
keep one’s word
zich aan zijn woord houden
teni sian promeson
foreword
(preamble; preface)
voorbericht
;
voorrede
;
voorwoord
keyword
sleutelwoord
loanword
password
(shibboleth)
wordbook
(dictionary)
wordlist
(vocabulary)
woordenlijst
wordy
(long‐winded)
multvorta
wordy
(long‐winded)

EnglishDutch
word formuleren; krabbeltje; parool; wachtwoord; woord
advertising by word of mouth mond‐tot‐mondreclame
a man of few words een man van weinig woorden
an honest man’s word is as good as his bond een man een man, een woord een woord
a parting word een woordje tot afscheid
a word or two een enkel woord
a word to the wise is enough een goed verstaander heeft maar een half woord nodig
bandy words disputeren; ruzie maken
be a man of few words een man van weinig woorden zijn; geen prater zijn
be as good as one’s word een man van zijn woord zijn
believe somebody on his word iemand op zijn woord geloven
big words grootspraak
bring word boodschappen
bring word that de boodschap brengen dat
by word of mouth mondeling
can I have a word with you? kan ik u even spreken?
code word codewoord
compound word samenstelling
dirty word schuttingwoord
ghost word spookwoord
hang on somebody’s words aan iemands lippen hangen
hard words harde woorden; moeilijke woorden
in a few words in kort bestek
in a word kort en goed; kortom
in other words met andere woorden
in plain words in duidelijke taal
leave word een boodschap achterlaten
leave word with een boodschap achterlaten bij
magic word toverwoord
mum’s the word mondje dicht
neither word nor sign taal noch teken
not breathe a word of it er niet van reppen; niets laten verluiden
not have a good word to say for slecht te spreken zijn over
not to mince words er geen doekjes om winden; geen blad voor de mond nemen
opening words aanhef
pick one’s words voorzichtig zijn woorden kiezen
pin down in words onder woorden brengen
play of words woordenspel
play on words woordspeling; woordspelingen maken
pledge one’s word zijn woord geven
put in a good word for een goed woordje doen voor
put in a word een woordje meespreken; ook een duit in het zakje doen
put in a word for een goed woordje doen voor
put into words onder woorden brengen; verwoorden
put off with fair words met mooie praatjes afschepen
say the word zeg het maar
searing words striemende woorden
second words with deeds daden laten volgen op woorden
send word bericht sturen; bericht zenden; berichten; een boodschap sturen
stick to one’s word zich houden aan de afspraak; zijn woord houden
strong word krachtterm
stumble for words zoeken naar woorden
suit the action to the word de daad bij het woord voegen
take somebody’s word for it iemand op zijn woord geloven
upon my word op mijn erewoord; waarlijk
weigh one’s every word zijn woorden op een goudschaal wegen
without either word or sign zonder taal of teken te geven
without word or sign zonder taal of teken te geven
word game woordspel
word of comfort troostwoord
word of command commando
word of honour erewoord
word processing tekstverwerking
word processing programme tekstverwerkingsprogramma
word processor tekstverwerker
crossword kruiswoordraadsel
foreword voorbericht; voorrede; voorwoord
headword hoofdwoord; lemma; titelwoord; trefwoord
keyword sleutelwoord
loanword bastaardwoord; leenwoord
nonce‐word gelegenheidswoord
password consigne; ordewoord; parool; wachtwoord
reword anders formuleren; herformuleren
vogue‐word modewoord
watchword leus; leuze; parool; wachtwoord
word‐blindness leesblindheid
wordbook dictionaire; woordenboek
word‐building woordvorming
wording bewoordingen; formulering; inkleding; redactie; tekst
wordless sprakeloos; stom
word‐puzzle letterraadsel
wordy langdradig; woordenrijk