English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word name

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(appellation; denomination)
🔗 Names coming from people are limited to the deceased.
(call; dub; term)
(fame; renown; kudos; repute); ; ;
🔗 It was Dalrymple who named the strait after Torres.
(call)
;
;
🔗 There are so many that I can’t name them all.
Christian name
first name
(forename)
place name
loknomo
stage name
artistnomo
take somebody’s name
(take the minutes)
; ; ;
protokoli
(nickname; sobriquet)
dosiernomo
forename
(first name)
name‐day
(saint’s day)
(anonymous; without a name; untitled; unnamed)
(anonymous)
🔗 To you, Mazirian, I am nameless, lest you curse me.
in naam
;
🔗 And leaving the customs union came with major complications, namely the creating of a hard border between Northern Ireland and the Irish Republic that would contravene the 1998 Good Friday Agreement that aimed to end decades of sectarian violence.
namesake
naming
;
nickname
spotnaam
(byname; sobriquet)
🔗 After her husband’s arrest, Cichanoŭskaja became the unlikely face of a protest movement attempting to topple Lukašenko, whose long tenure has earned him the nickname “Europe’s last dictator”.
🔗 The Soviets renamed it Kaliningrad after Michail Kalinin, one of the leaders of the Bolshevik revolution.
surname
;

EnglishDutch
name benaming; benoemen; dopen; naam; noemen; opnoemen; reputatie
answer to the name of … luisteren naar de naam …
assumed name schuilnaam
as sure as my name is … zo waar ik … heet
brand name merknaam; woordmerk
by name bij naam; geheten; van naam
by the name of geheten
call somebody by his name iemand bij zijn naam noemen
call somebody names iemand uitschelden
Christian name doopnaam; vóórnaam
endearing name vleinaam
family name achternaam; familienaam; geslachtsnaam; toenaam
first name vóórnaam
generic name soortnaam
girl’s name meisjesnaam
given name doopnaam
give one’s name zijn naam geven; zijn naam zeggen
hard names lelijke namen; scheldwoorden
have a good name een goede naam hebben
have a name for bekend zijn om zijn; nu eenmaal de naam hebben van
have an ill name een slechte naam hebben
have not a penny to one’s name geen cent hebben
have the name of nu eenmaal de naam hebben van
have to one’s name op zijn naam hebben staan
household name begrip; bekende naam
hyphenated name dubbele naam
in another name onder een vreemde naam
in name in naam
in their name van hunnentwege
in the name of als vertegenwoordiger van; in naam van; namens; onder de naam van; op naam van; ten name van; vanwege
in the name of God in godsnaam
in the name of the law in naam der wet
in your name van uwentwege
know by name van naam kennen
know somebody by name iemand van naam kennen
last name achternaam
maiden name meisjesnaam
make a name for oneself naam maken
mention by name met naam en toenaam; met name; noemen met naam en toenaam
mention no names geen namen noemen
middle name tweede natuur; tweede voornaam
name after noemen naar; vernoemen
name of honour erenaam
name somebody after iemand noemen naar; iemand vernoemen naar
name somebody for iemand noemen naar; iemand vernoemen naar
not belie one’s name zijn naam met ere dragen
not have a penny to one’s name geen rooie duit bezitten
not in their real names onder een vreemde naam
not to be named in the same day with niet in één adem te noemen met
not to be named on the same day with niet in één adem te noemen met
pet name koosnaam; roepnaam; troetelnaam; vleinaam
place name plaatsnaam
proper name eigennaam
proprietary name gedponeerd handelsmerk
register one’s name zich laten inschrijven
rejoice in the name of … luisteren naar de naam …
second name achternaam
send in one’s name zich laten aandienen; zich laten aanmelden
send up one’s name zich aanmelden; zich laten aandienen
stage name artiestennaam
take God’s name in vain Gods naam ijdelijk gebruiken
take somebody’s name iemand bekeuren; iemand op de bon zetten; iemand verbaliseren; iemands naam opschrijven; proces‐verbaal opmaken tegen iemand
the name of the game is waar het om gaat is
trade name handelsmerknaam; handelsnaam
trivial name volksnaam
under an assumed name onder een aangenomen naam
what is his name? hoe heet hij?
what is your name? hoe heet je?; hoe is uw naam?
what’s your name? hoe is uw naam?
filename bestandsnaam
forename vóórnaam
misname verkeerd benoemen; verkeerd noemen
name‐board naambord
named genaamd; genoemd
name‐day naamdag
nameless naamloos; nameloos; onbekend; onnoemelijk; zonder naam
namely dat wil zeggen; namelijk; te weten
name‐part titelrol
nameplate naambordje; naamplaatje
namer naamgever
namesake naamgenoot
naming opnoeming
nickname bijlap; bijnaam; een bijnaam geven; scheldnaam; spotnaam; toenaam
pen‐name nom de plume; pseudoniem; schuilnaam
rename herdopen; hernoemen; omdopen; verdopen
street‐name straatnaam
surname achternaam; bijnaam; een bijnaam geven; een naam geven; familienaam; geslachtsnaam; toenaam