Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word werkloos

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
unemployed
;
jobless
🔗 Renzo is werkloos, zoals haast alle mannen van het dorp.
handiwork
🔗 Dit is het werk van de Heilige Geest.
(arbeid; emplooi; karwei);
🔗 Ik was nog niet tot werk in staat.
tow
;
oakum
(boekwerk; opus)
🔗 Naast al deze geschreven werken bevatte de grote bibliotheek echter nog veel meer.
(werkeloosheid)
🔗 De werkloosheid is in het derde kwartaal van 2019 voor het eerst sinds 5,5 jaar toegenomen.

DutchEnglish
werkloos idle; idly; inactive; jobless; out‐of‐work; unemployed; workless
werk avocation; business; char; chore; doing; employ; employment; fabric; job; labour; motion; oakum; opus; performance; pursuits; work; stint; tow
werkloosheid inactivity; redundancy; unemployment