Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word voorbijlopen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(langsgaan; passeren; voorbijgaan; óvertrekken);
pass by
🔗 Ik zou hem op straat zo voorbijlopen.
(stromen; vlieten; vloeien)
🔗 Met zijn hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd dat in zijn ogen liep.
(benen)
🔗 Elak vermande zich en liep het water in.
(gaan; te voet gaan)
piediri
(stappen; treden)
paŝi
🔗 Hij en John liepen naar hun ouders, die in de menigte stonden te wachten.
(tippelen; wandelen)
go for a walk
;
stroll
;
take the air
(afgelopen; verleden; vervlogen; over; achter de rug);
🔗 Die tijd is echter voorbij.
(verder dan);
pli malproksime ol
(langs; langs … heen); ;
🔗 Ge kunt niet voorbij.

DutchEnglish
voorbijlopen pass; pass by
lopen bear; course; gait; go; hoof it; range; tread; walk; run; running; travel; trend; walking; water
voorbij beyond; by; bygone; done; gone; over; past