Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word verblijven

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(blijven; rusten; toeven; zich ophouden); ;
‐adi
🔗 Zij bleven een ogenblik staan, van schrik blijkbaar.
(rusten; toeven; verblijven; zich ophouden); ; ; ; ;
🔗 Blijft u lang?
; ;
🔗 Ondanks de terugtrekking blijft de regio Cherson Russisch, beweerde het Kremlin.
(oponthoud);
🔗 We willen uw verblijf zo aangenaam mogelijk maken.
residence permit
🔗 Hij beschikte niet eens over de verblijfsvergunning die hij als buitenlander nodig had.

DutchEnglish
verblijven abide; bide; dwell; quarters; remain; sit; sojourn; stay
blijven bide; continue; endure; go; hang on; keep; persist; remain; rest; stay; stand; stay on; stick; stop; tarry; be left; continue to; sit out
verblijf abode; bower; continuance; hang‐out; home; nest; place; residence; stay; sojourn; quarters
verblijfplaats abode; billet; habitat; haunt; residence; whereabouts; place of abode
verblijfsvergunning residence permit