Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word eenmanszaak

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
<nedifina artikolo>
🔗 Ik zit gaarne in een café.
(een zeker); ; ;
(echtgenoot)
🔗 Hij en Minerva leefden nu als man en vrouw.
(kerel; manspersoon; vent);
🔗 Hebt u deze man vermoord?
🔗 Of ik me de zaak Crale herinner?
; ; ;
🔗 Geef ons drie dagen om onze zaken te regelen.
(ding);
(winkel);
🔗 Jullie hebben mijn zaak geplunderd!
;
; ;
(affaire; kwestie; aangelegenheid); ;
🔗 Dat is in hoge mate mijn zaak.

DutchEnglish
eenmanszaak one‐man business
een a; an; any; one; some
man chap; hand; he; husband; jack; male; man; troops; foot
zaak affair; business; case; cause; concern; job; matter; outfit; part; place; premises; proposition; thing; show; transaction