Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word buigen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(doorbuigen; ombuigen); ;
(doorbuigen; ombuigen; zich buigen);
(doen overhellen; neigen);
incline
(krommen; verbuigen);
(doorbuigen; trekken; zich krommen);
(nijgen)
🔗 En met die woorden verliet hij buigend het vertrek.
zich buigen
(buigen; doorbuigen; ombuigen)
;
(zich vertakken)
branch off
(buigen; ombuigen)
(buigen; zich krommen)
(buigen; ombuigen; zich buigen);
(buigen; krommen; verbuigen);
(buigen; doorbuigen; zich buigen);
(buigen; doorbuigen);
(rechten; rechtmaken)
rektigi
(herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen)
🔗 Frankrijk heeft zijn tekort de afgelopen jaren vooral met hogere belastingen teruggebracht.
bring back
🔗 Ze brengen haar wel terug als ze haar verkracht hebben.
;
(buigen; krommen)
bend over
kliniĝi antaŭen

DutchEnglish
buigen bend; bob; bow; curve; decline; deflect; duck; flex; incline; inflect; make one’s bow
buigen als een knipmes make a deep bow; bow and scrape
buigen of barsten bend or break
buigen voor bow to; bow before
zich buigen bend; bow; flex oneself; bend down; bow down; stoop; curve; deflect; make a bend; trend
zich buigen over bend one’s efforts to; examine; look into
afbuigen bear; turn off; branch off; skew
doorbuigen give; sag; bend; give way
neerbuigen bend down; bow down
ombuigen buckle; circumflex; clinch; curve; inflect; retort; bend
terugbrengen bring back; reduce; restore; return; take back
uitbuigen bend out; bend outwards
verbuigen bend; buckle; crumple; decline; inflect; bend out of shape
vooroverbuigen bend forward; lean forward; stoop; bend