English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word branch off

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
branch off
;
zich vertakken
(bough)
🔗 But were they just trees and branches?
disbranĉigi
(affiliate; affiliation; arm; subsidiary)
(section; chapter)
;

EnglishDutch
branch off afbuigen; afdwalen; afslaan; zich splitsen; zich vertakken
branch afdeling; aftakken; aftakking; agentschap; arm; bijhuis; boomtak; branche; filiaal; leervak; tak; vak; zich vertakken; zijtak