Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bosweg

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(woud); ;
🔗 Dat zijn er heel veel voor zo’n jong bos.
(bundel);
(bosje; dot; kuif; pluk)
tuft
(woud; bosland)
woodland
;
🔗 De nacht was bijna gevallen toen Fafhrd het bos verliet.
(baan)
🔗 Je kan hem overal verloren hebben op de weg.
(heen; voort; verwijderd; henen; uit);
;
; ; ;
pathway
;
🔗 President Trump baande zich een weg naar de kerk.
;
🔗 Er was geen weg terug.
(route)
🔗 Hij vroeg de weg naar Lyon.

DutchEnglish
bosweg forest road
bos bunch; bundle; bush; forest; timber; truss; wood; woodland; bottle; tuft; shock
weg avaunt; avenue; away; course; done for; gone; haul; inlet; lost; off; out; path; pathway; road; way; track; route; tract; out of the way