Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord time will show

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(demonstrate; manifest)
laten blijken
manifesti
(indicate; point out; demonstrate; display; manifest; exhibit)
laten zien
; ; ;
🔗 Type in the code as shown.
(spectacle; display; displaying; performance)
(distraction; diversion; recreation; amusement; divertissement);
verstrooiing
;
(presentation; intro; introduction; rendition; performance); ;
(conduct; guide; lead; channel; wage; bring; drive; usher); ; ;
🔗 He will show you to your rooms.
(sign)
tentoonspreiding
;
🔗 Mr. Macron and Ms. von der Leyen’s show of unity is also an attempt to put paid to any Chinese hopes of exploiting differences within Europe.
; ;
🔗 A preposition, then, is a word which connects words and shows the relation between them.
(occasion);
🔗 Many times had Maziran tried to take her.
(period)
(course; length; space; span; duration)
🔗 Then they waited in silence for what seemed a long time.
(instant; moment)
(chance; event; occurrence; opportunity; instance; occasion; case);
(hour)
kronometri
🔗 Time has taught them no wisdom?
🔗 That doesn’t leave me much time.
🔗 At the exact centre longitude of a time zone, the phenomenon occurs exactly at noon, local time.
(while);
🔗 After some time he felt for his pipe.
🔗 Putin’s war is creating more troubles at the worst possible time.

EngelsNederlands
time will show de tijd zal het leren
show aan de dag leggen; aanduiden; aantonen; aanwijzen; afdraaien; betonen; betoon; bewijzen; blijk geven van; demonstreren; draaien; exposeren; expositie; komedie; laten blijken; laten zien; lijken; onderneming; ontplooien; optocht; parade; praalvertoon; pralerij; pronk; pronkerij; schijn; show; showen; spul; te zien zijn; tentoonspreiding; tentoonstellen; tentoonstelling; toneelvoorstelling; tonen; uitduiden; uitkomen; uitwijzen; verraden; vertonen; vertoning; vertoon; voor de dag komen; voordoen; voorstelling; wijzen; zaak; zaakje; zich vertonen
time dateren; de duur bepalen van; de maat aangeven bij; de maat slaan; de maat slaan bij; de tijd bepalen van; de tijd opnemen; het ogenblik kiezen voor; keer; klokken; maal; maat; poos; reis; stond; tempo; termijn; tijd; tijdmaat; tijdstip; timen; uitmikken