Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord season‐ticket

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
season‐ticket
(commutation ticket)
;
(flavour)
; ;
(harden; temper; steel; toughen)
(spice; flavour)
spici
(bill);
ticket
; ; ;
ticket
;
ticket

EngelsNederlands
season‐ticket abonnement; abonnementskaart; seizoenkaart; seizoenskaart
season‐ticket holder abonnee
season bronsttijd; drogen; drukke tijd; gewennen; goed laten drogen; jaargetij; jaargetijde; jachtseizoen; konfijten; kruiden; rijp laten worden; rijp worden; seizoen; smakelijk maken; temperen; tijd; tijdperk; toebereiden
ticket bekeuring; biljet; bon; entreebiljet; entreekaartje; kaart; kaartje; kandidatenlijst; lot; passagebiljet; plaatsbewijs; plaatskaart; prijzen; reisbiljet; reçu; ticket; toegangsbewijs; van een kaartje voorzien; vervoerbewijs; vervoersbewijs