Informatie over het woord season (Engels → Esperanto: spici)

Synoniemen: spice, flavour

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) season(I) seasoned
(thou) seasonest(thou) seasonedst
(he) seasons, seasoneth(he) seasoned
(we) season(we) seasoned
(you) season(you) seasoned
(they) season(they) seasoned
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) season (I) seasoned
(thou) season(thou) seasoned
(he) season(he) seasoned
(we) season(we) seasoned
(you) season(you) seasoned
(they) season(they) seasoned
Gebiedende wijs
season
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
seasoningseasoned

Vertalingen

Duitswürzen
Esperantospici
Fransassaisonner
Nederlandskruiden
Portugeescondimentar; temperar
Saterfrieskrüüdje