Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord landlord

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
landlord
(host; innkeeper; warden)
;
landlord
(squire)
;
(berth; go ashore; beach)
🔗 However, though he claimed it as a Spanish territory, Columbus never landed there, and Spain made the settlement of the island a low priority.
(country)
🔗 The people cannot return to their land because the Burmese army is shooting people on sight.
(alight; beach);
(earth; ground);
🔗 The sun had baked the ploughed land into a grey mass, with little cracks running through it.
(estate; farm; property; ranch); ; ; ; ; ;
(beach)
surterigi
🔗 Can you fly this plane and land it?
(gent; Mr.; mister; Master; sir)
(master; boss);
(ruler)

EngelsNederlands
landlord barhouder; herbergier; hospes; huisbaas; huiseigenaar; huisheer; kastelein; kostbaas; kroegbaas; kroeghouder; verhuurder; waard
land aan land brengen; aan land komen; aan land zetten; aan wal brengen; aankomen; aanlanden; afzetten; belanden; bodem; brengen; dalen; doen belanden; doen landen; grond; land; landen; landerijen; lossen; neerkomen; platteland; terechtkomen; terrein
lord ambachtsheer; de baas spelen; domineren; gebieder; heer; lord; meester