Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord couple

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(married people; married couple)
🔗 The couple’s house may have been destroyed, but not all of their property was gone.
(connect)
(match; pair; unite; mate)
parigi
(hook; hang; secure; grasp)
(pair);
span
;
🔗 The couple was arrested.
(engage)
(pair);
uncouple
; ;

EngelsNederlands
couple aaneenkoppelen; aanhalen; band; echtpaar; koppel; koppelen; paar; paartje; paren; riem; samenkoppelen; span; stel; vastkoppelen; verbinden; verenigen
a couple of … een paar …
couple together aaneenkoppelen
couple with paren aan
in couples gepaard
coupled gepaard
coupler koppel; koppeling; koppelketting
coupling aaneenkoppeling; koppeling
uncouple afhaken; afkoppelen; loskoppelen; ontkoppelen