English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word play into somebody’s hands
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (hand over) | ; ; ter hand stellen | |
| (labourer; operative; worker; working man; workman) | ||
🔗 Scales laid a hand on his shoulder. | ||
| (convey; hand over; pass; assign; deliver; transmit; transfer; turn over) | ; ; ; ; | |
| (veteran; ex‐serviceman) | ||
| (indicator) | ||
| (enact) | ||
| (play on) | ; | ludi sur |
🔗 Afterwards perhaps you will play the flute for us. | ||
| (theatre play; piece) | ; | |
| (act as) | ludi la rolon de | |
| (introduce; present; offer; perform; reenact; render; represent; constitute; tender; lodge; serve up) | ||
| (sing) | ten gehore brengen | |
🔗 So he played with him every time he got a chance. | ||
🔗 Climate change is definitely playing a rôle in the high temperatures that Argentina and other countries in the region are currently experiencing. | ||
| English | Dutch |
|---|---|
| play into somebody’s hands | ⇆ iemand in de hand werken; ⇆ iemand in de kaart spelen; ⇆ in iemands kaart spelen |
| hand | ⇆ aangeven; ⇆ aanreiken; ⇆ afgeven; ⇆ arbeider; ⇆ arbeidskracht; ⇆ geven; ⇆ hand; ⇆ handschrift; ⇆ handtekening; ⇆ handvol; ⇆ kaart; ⇆ kam; ⇆ man; ⇆ overhandigen; ⇆ overreiken; ⇆ poot; ⇆ spel; ⇆ speler; ⇆ ter hand stellen; ⇆ toereiken; ⇆ voorpoot; ⇆ wijzer |
| play | ⇆ afdraaien; ⇆ afspelen; ⇆ bespelen; ⇆ bewegingsvrijheid; ⇆ blazen; ⇆ draaien; ⇆ gokspel; ⇆ laten spelen; ⇆ laten uitspartelen; ⇆ liefdesspel; ⇆ manier van spelen; ⇆ meedoen; ⇆ opstellen; ⇆ speelruimte; ⇆ spel; ⇆ spelen; ⇆ spelen op; ⇆ spelen tegen; ⇆ spelen voor; ⇆ speling; ⇆ stoten; ⇆ stuk; ⇆ ten gehore brengen; ⇆ toneelspel; ⇆ toneelstuk; ⇆ uithalen; ⇆ uithangen; ⇆ uitkomen tegen; ⇆ uitspelen; ⇆ van de partij zijn |