Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word blazen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(waaien; blazen op)
🔗 De wind blies over de wateren.
(waaien)
blowing
(blazen; waaien)
🔗 Als je in nood zit, moet je daarop blazen.
🔗 Als je in nood zit, moet je daarop blazen.
de kraaienmars blazen
(doodgaan; sterven; de pijp uit gaan)
;
expire
;
breathe one’s last
;
gasp away life
;
gasp out life
;
🔗 Hij legde er droog gras op en blies het vuurtje aan.
(afgelasten; afzeggen; annuleren)
🔗 Het wijzigen van de grondwet kan hem in staat stellen de verkiezingen uit te stellen of helemaal af te blazen.
;
blowing
(laten springen)
🔗 Als we de top bereiken, kunnen we het pad achter ons opblazen.
blow out
🔗 Hij draaide de olielamp die ze uit de keuken naar boven hadden laten brengen, laag, en blies het vlammetje uit.

DutchEnglish
blazenblow; huff; play; puff; spit; toot
alarm blazensound the alarm; sound an alarm
beter te hard geblazen dan de mond gebrandbetter to be safe than sorry
blazen opblow; wind; toot; sound
de kraaienmars blazengo west; kick the bucket
hoog van de toren blazenboast; bag
stoom afblazenlet off steam
van toeten noch blazen wetennot know the first thing about it
verzamelen blazensound the assembly; sound the rally
aanblazenaspirate; blow; blow up; fan; fan the fire of; foment; rouse; stir up
afblazenblow off; pull the plug on; let off; call off; cancel; blow the whistle
blaasbladder; bubble; cyst; vesica
blaasorkestwind‐band
blaastestbreath test
doorblazenblow through
geblaasblowing; spitting
glasblazenblow glass; glass‐blowing
inblazenblow in; inspire; insufflate; prompt; suggest
omblazenblow down
omverblazenblow down
opblazenblow; blow out; huff; inflate; inflation; insufflate; mine; play up; puff; puff out; puff up; swell; blow up; magnify; exaggerate
uitblazenblow; blow out; breathe; puff; puff out; puff up
wegblazenblow; blow away