English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word economy measure

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 Japan is the world’s third‐largest economy, with a population of about 127 million.
(saving);
(saving); ;
uitsparing
measure
; ; ; ;
🔗 Now, we can use this type of event to measure the rate of expansion of the universe.
measure
(measurement; bar)
;
measure
(precaution)
measure
(action; accomplishment; act; deed)
; ; ; ;

EnglishDutch
economy measure bezuinigingsmaatregel
economy bedrijfsleven; besparing; bezuiniging; economie; economies of scale; economy pack; false economy; huishouding; kostenbesparing; spaarzaamheid; uitsparing; zuinigheid
measure afmeten; de maat nemen; maat; maatregel; maatstaf; mate; meetlat; meten; opmeten; opnemen; regel; toemeten; uitmeten