Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word uitgesproken
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(apert; duidelijk; kennelijk; klaarblijkelijk) | ||
🔗 Zo geldt de uitgesproken duidelijkheid van die tekens blijkbaar ook alleen ons. | ||
(duidelijk) | ; | |
🔗 Ze had heel uitgesproken indeeën omtrent de manier waarop haar zoon opgevoed diende te worden. | ||
(uitdrukken; vellen) | ||
🔗 Hij kent de naam van hun god, die niet mag worden uitgesproken. | ||
(betuigen; uitdrukken; uiten) | ||
🔗 Een meerderheid in de Tweede Kamer heeft uitgesproken dat de leus „From the river to the sea, Palestine will be free” een oproep tot geweld is. | ||
Dutch | English |
---|---|
uitgesproken | ⇆ avowed; ⇆ avowedly; ⇆ downright; ⇆ frankly; ⇆ obvious; ⇆ pronounced; ⇆ right‐down; ⇆ vocal |
onuitgesproken | ⇆ unspoken; ⇆ unexpressed |
uitspreken | ⇆ deliver; ⇆ emit; ⇆ enounce; ⇆ enunciate; ⇆ give mouth to; ⇆ pass; ⇆ pronounce; ⇆ pronouncing; ⇆ sound; ⇆ speak; ⇆ utter; ⇆ vocalize; ⇆ express; ⇆ finish |