Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word spitsboog

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
spitsboog (kruisboog; ogief)	ogive	ogivo
boog (ronding)	arc ; bow ; arch	arko
🔗 En toen richtten zij hun blik op de boog en de verwoeste poorten.
boog	bow	pafarko
🔗 Hij droeg een boog op zijn rug en had een koker met glimmende pijlen op zijn heup.
spits (puntig)	pointed ; peak ; top	pinta
spits (pienter; scherpzinnig; schrander; snugger)	astute ; shrewd ; ingenious ; sagacious ; acute	sagaca
spits	pomeranian	ŝpico
spits (top; tip; topje)	peak ; summit ; tip	pinto

Dutch	English
spitsboog	⇆ lancet‐arch; ⇆ ogive; ⇆ pointed arch
boog	⇆ arc; ⇆ arch; ⇆ archway; ⇆ bend; ⇆ bind; ⇆ bow; ⇆ camber; ⇆ curvature; ⇆ tie; ⇆ curve
spits	⇆ broach; ⇆ clever; ⇆ cute; ⇆ head; ⇆ nib; ⇆ peak; ⇆ peaked; ⇆ peaky; ⇆ pointed; ⇆ spearhead; ⇆ spire; ⇆ tip; ⇆ top; ⇆ van; ⇆ vanguard; ⇆ spired; ⇆ spiry; ⇆ sharp; ⇆ point; ⇆ summit; ⇆ forward; ⇆ forward line; ⇆ spitz; ⇆ rush‐hour
spitsboogvenster	⇆ lancet light; ⇆ lancet window