English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word just

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(fair; righteous; equitable; legitmate)
🔗 This verdict was far from just.
(only; but; as little as);
🔗 But Michigan’s just the first part of Trump’s puzzle.
(exactly; okay; right; accurately; correctly; precisely; aright; properly);
🔗 That’s just what I was thinking to myself, Huck.
(just now; newly; a minute ago); ; ;
(merely; only); ;
🔗 It’s just a flesh wound.
(but; merely; only; simply; solely); ;
🔗 Just keep out of our way.
just now
(just; newly; a minute ago)
; ; ;
only just
(barely; hardly; scarcely; scarce)
; ; ;
justice
(righteousness; equity)
; ; ;
🔗 Ukrainian demands for any peace settlements do not just focus on territory but also on bringing Putin and others in the Russian leadership to justice for the illegal invasion and alleged war crimes.
(warrant)
🔗 But I saw nothing to justify the interest which kept my companion silently leaning out the window.
(excuse; validate; vindicate)
🔗 Russian state TV channels justify the war by blaming Ukrainian aggression, and continue to call it “a special operation of liberation”.
justly
(equitably; fairly)
;
justly
(validly)
unjust
(unfair; iniquitous; wrongful; wrong)
;

EnglishDutch
just alleenlijk; alleen maar; billijk; daarnet; domweg; eens; een steekspel houden; eenvoudig; enkel; enkelijk; even; eventjes; gegrond; gerecht; gewoon; gewoonweg; juist; maar; net; nipt; pas; precies; recht; rechtvaardig; simpelweg; steekspel; toernooi; verdiend; zomaar; zonder meer
just! warempel!; werkelijk!
it’s just possible het zou kunnen
just a minute een ogenblik; eventjes; wacht eens; wacht eens even; wacht even
just a moment een ogenblikje
just as soon net zo lief
just as well evengoed; net zo goed; ook goed
just a word een enkel woord
just before vlak voor
just fancy! verbeeld je!
just now daarnet; net; op dit ogenblik; op het ogenblik; straks; temee; zoëven
just so! precies!
just then net op dat ogenblik; op dat ogenblik
not just yet nu nog niet
only just eventjes; maar net; met de hakken over de sloot; nog nauwelijks
justice billijkheid; gegrondheid; gerechtigheid; justitie; raadsheer; recht; rechter; rechtvaardigheid
justify in het gelijk stellen; rechtvaardigen; uitvullen; verantwoorden; verdedigen; wettigen
justly billijk; met recht; nauwkeurig; rechtvaardig; terecht
justness billijkheid; juistheid; nauwkeurigheid; rechtvaardigheid
unjust onbillijk; onrechtvaardig; onterecht; onzuiver