Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word oploop

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Kijk een wat een oploop!
(stroming; stroom)
(gaan; gang; verloop)
progress
🔗 Gij kunt de loop der gebeurtenissen niet meer beïnvloeden.
(ren)
;
pacing
(buis)
🔗 De loop van de revolver bewoog even, zodat Ted Orping erin kon kijken.
(krijgen)
🔗 Aan beide zijden waren ridders die zware verwondingen hadden opgelopen.
volksoploop
(oploop)

DutchEnglish
oploop affray; crowd; riot; row; tumult
loop barrel; course; current; flight; heat; lapse; march; process; progress; race; trend; walk; run; running; runway; tenor; gait
oplopen advance; add up; swell; swell up; receive; accrue; catch; come down with; contract; drop in; incur; mount; mount up; rise; run on; run up; sustain; accruement
volksoploop street‐crowd