Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kooplust

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aankopen; aanschaffen; afnemen; inkopen; overnemen; zich aanschaffen);
🔗 Ik wil hier een huis kopen.
(begeerte; verlangen; wens; zin; zucht; meug)
🔗 Hebt u lust met me mee te gaan?
(neiging; zin)
inclination
🔗 Had je geen lust om te gaan zwemmen, Tom?
libido
lust
(wellust)
lust

DutchEnglish
kooplust buying propensity; desire to buy; inclination to buy
kooplustig acquisitive; eager to buy; fond of buying
kopen acquire; buy; purchase
lust appetite; concupiscence; delight; fancy; inclination; liking; lust; mind; pleasure; zest; desire