Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord vakantie

Engels/Nederlands
Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(verlof);
🔗 Heer Bommel had vakantie nodig.
(op vakantie)
on vacation
;
on holiday
🔗 Maar de bouwvakkers zijn toch met vakantie?
op vakantie
(met vakantie)
on vacation
;
on holiday
go on holiday
;
🔗 Mensen uit het noorden die dit weekeinde op vakantie gaan, raden we ook aan om niet via de Afsluitdijk te rijden.
school holidays
🔗 Na de schoolvakantie is de Soestdijkseweg aan de beurt en vervolgens de kruising met het spoor.
🔗 Ḥet waren zes vakantiedagen die we in Tasmanië doorbrachten.
🔗 Duizenden vakantiegangers zijn al sinds afgelopen vrijdag gestrand.
feriparko
vakantietoeslag
holiday bonus
someraj ferioj
🔗 De zomervakanties beginnen hier pas eind juni.

NederlandsEngels
vakantie⇆ holiday; ⇆ holidays; ⇆ hols; ⇆ vac; ⇆ vacation
vakantie‐⇆ holiday
grote vakantie⇆ long vacation; ⇆ summer holidays
in de vakantie⇆ during the holidays
met vakantie⇆ on holiday; ⇆ on vacation
met vakantie gaan⇆ go on holiday; ⇆ go away on holiday; ⇆ go on vacation
met vakantie zijn⇆ be on holiday; ⇆ be away on holiday
op vakantie⇆ on holiday; ⇆ on vacation
op vakantie gaan⇆ go on holiday; ⇆ go away on holiday; ⇆ go on vacation
op vakantie zijn⇆ be on holiday; ⇆ be away on holiday
vakantie nemen⇆ holiday; ⇆ take a holiday
herfstvakantie⇆ autumn holidays
kerstvakantie⇆ Christmas holidays
krokusvakantie⇆ spring break; ⇆ spring half term
paasvakantie⇆ Easter holidays
pinkstervakantie⇆ Whitsun holidays; ⇆ Whitsuntide holidays
schoolvakantie⇆ school holidays
seksvakantie⇆ sex holiday; ⇆ sex vacation
strandvakantie⇆ seaside holiday; ⇆ seaside holidays
vakantieadres⇆ holiday address
vakantiecursus⇆ summer‐school; ⇆ holiday course
vakantiedag⇆ holiday
vakantiedrukte⇆ holiday rush
vakantieganger⇆ holiday‐maker; ⇆ vacationer
vakantiegeld⇆ holiday pay; ⇆ leave pay
vakantiehuis⇆ holiday cottage
vakantiekolonie⇆ holiday camp
vakantielectuur⇆ holiday‐reading
vakantieoord⇆ holiday resort; ⇆ resort
vakantiepark⇆ holiday park
vakantieperiode⇆ holiday season
vakantiereis⇆ holiday trip
vakantiespreiding⇆ staggering of holidays
vakantiestemming⇆ holiday spirits; ⇆ holiday mood
vakantietijd⇆ holiday season; ⇆ holidays
vakantietoeslag⇆ holiday bonus
vakantieuittocht⇆ holiday exodus
vakantiewerk⇆ holiday task
vakantiewoning⇆ holiday abode
vliegvakantie⇆ holiday by air
zomervakantie⇆ summer holidays