Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord opschieten
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(voortmaken) | hurry | |
🔗 Daarom moeten we nu opschieten. | ||
(vooruitgaan; vorderen) | progress | |
🔗 We schoten slecht op. | ||
; teenage | ||
(vuren) | ; | |
🔗 Toen was hij klaar om te schieten. | ||
(schietpartij; vuren) | ; | |
🔗 Op die manier ging er een uur voorbij met schieten. | ||
kiki | ||
🔗 Els schoot vervolgens meteen de bal in het doel—0–3. |
Nederlands | Engels |
---|---|
opschieten! | ⇆ make it snappy! |
opschieten | ⇆ be quick about it; ⇆ get along; ⇆ get cracking; ⇆ go about; ⇆ make headway; ⇆ progress; ⇆ spring; ⇆ spring up; ⇆ sprout; ⇆ sprout up; ⇆ stir one’s stumps; ⇆ run up; ⇆ get one’s skates on; ⇆ shoot up; ⇆ get on |
goed kunnen opschieten met | ⇆ get on well with; ⇆ get along well with |
je schiet er niets mee op | ⇆ it does not get you anywhere; ⇆ it gets you nowhere |
schiet het al op? | ⇆ how is it getting on? |
wat schiet je ermee op? | ⇆ where does it get you? |
opgeschoten | ⇆ overgrown; ⇆ weedy; ⇆ half‐grown |
schieten | ⇆ bag; ⇆ bang; ⇆ biff; ⇆ cannon; ⇆ dart; ⇆ fire; ⇆ flash; ⇆ gun; ⇆ pound; ⇆ shoot; ⇆ rush; ⇆ send; ⇆ shooting; ⇆ sweep; ⇆ whisk; ⇆ dash |