Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord player

Nederlands/Engels
Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
accordion player
(accordionist)
bass player
(enact)
(play on);
ludi sur
🔗 Afterwards perhaps you will play the flute for us.
(theatre play; piece);
(act as)
ludi la rolon de
(introduce; present; offer; perform; reenact; render; represent; constitute; tender; lodge; serve up)
(sing)
ten gehore brengen
🔗 So he played with him every time he got a chance.
🔗 Climate change is definitely playing a rôle in the high temperatures that Argentina and other countries in the region are currently experiencing.
player‐piano
(pianola)
record‐player
(phonograph; gramophone)
record‐player

EngelsNederlands
player⇆ acteur; ⇆ speler; ⇆ toneelspeler
accordion player⇆ accordeonist
bass player⇆ bassist
carillon player⇆ beiaardier; ⇆ klokkenspeler
cassette player⇆ cassettespeler
CD player⇆ CD‐speler; ⇆ compact‐discspeler
chess player⇆ schaakspeler; ⇆ schaker
compact disc player⇆ CD‐speler; ⇆ compact‐discspeler
football player⇆ voetballer; ⇆ voetbalspeler
hockey player⇆ hockeyer; ⇆ hockeyspeler
keyboard player⇆ toetsenist
key player⇆ spelbepaler; ⇆ spelverdeler
long player⇆ LP; ⇆ langspeelplaat
outside player⇆ buitenspeler
percussion player⇆ slagwerker
professional player⇆ beroepsspeler
saxophone player⇆ saxofonist
string player⇆ strijker
strolling player⇆ rondtrekkend toneelspeler
substitute player⇆ reservespeelster; ⇆ reservespeler
tennis player⇆ tennisspeler
top player⇆ topspeler
visiting player⇆ gastspeler
woodwind player⇆ houtblazer
card‐player⇆ kaartspeler
dice‐player⇆ dobbelaar
draught‐player⇆ dammer
fellow‐player⇆ medespeler
flute‐player⇆ fluitist; ⇆ fluitiste; ⇆ fluitspeler
guitar‐player⇆ gitaarspeler; ⇆ gitarist
harp‐player⇆ harpist; ⇆ harpspeler
horn‐player⇆ hoornist
lute‐player⇆ luitspeler
oboe‐player⇆ hoboïst
organ‐player⇆ orgelspeler
play⇆ afdraaien; ⇆ afspelen; ⇆ bespelen; ⇆ bewegingsvrijheid; ⇆ blazen; ⇆ draaien; ⇆ gokspel; ⇆ laten spelen; ⇆ laten uitspartelen; ⇆ liefdesspel; ⇆ manier van spelen; ⇆ meedoen; ⇆ opstellen; ⇆ speelruimte; ⇆ spel; ⇆ spelen; ⇆ spelen op; ⇆ spelen tegen; ⇆ spelen voor; ⇆ speling; ⇆ stoten; ⇆ stuk; ⇆ ten gehore brengen; ⇆ toneelspel; ⇆ toneelstuk; ⇆ uithalen; ⇆ uithangen; ⇆ uitkomen tegen; ⇆ uitspelen; ⇆ van de partij zijn
player‐piano⇆ pianola
record‐player⇆ grammofoon; ⇆ pick‐up; ⇆ platenspeler
soccer‐player⇆ voetballer; ⇆ voetbalspeler
trumpet‐player⇆ trompettist
violin‐player⇆ violist; ⇆ vioolspeler