Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord hold water

Engels	Nederlands (indirect vertaald)	Esperanto
hold (continue; last)	aanhouden	daŭradi
hold	ruim ; scheepsruim	holdo
hold (hang onto; retain; keep; maintain; have)	houden ; vasthouden ; voeren ; huldigen	teni
🔗 He held it at arm’s length.
hold (comprise; contain)	bevatten ; inhouden	enhavi
🔗 It still held oil.
hold (contain; admit)	bevatten ; houden ; inhouden	enteni
hold (halt; stop; end; obstruct; stem; stay; stall; arrest)	aanhouden ; tegenhouden	haltigi
hold (cause; cause to take place; organize; provoke; stage)	houden	okazigi
🔗 And European Council president Donald Tusk will hold talks with Irish premier Leo Varadkar in Dublin.
hold (occupy; take; engage; fill; involve)	bekleden ; innemen	okupi
🔗 A successful strike southwards would make Russia’s defence of parts of Cherson it still holds untenable.
hold (deem; opine; think; feel; reckon; see; believe; find)	achten	opinii
hold (pause)	fermate ; orgelpunt	fermato
hold (conduct)	houden	teni
🔗 In 2009, Saint Vincent and the Grenadines held a referendum.
hold (deliver)	houden	teni
🔗 You must hold in mind your importance.
water	water	akvo
🔗 This means the planet is warm enough for water to be present on its surface.
water (irrigate)	begieten ; besproeien ; sproeien ; wateren ; water geven	akvumi
water (sprinkle; spatter)	besproeien ; sproeien	aspergi
water	begieten ; wateren	priverŝi
water	besproeien	ŝprucakvumi
water (of water; watery)	aquatisch ; waterhoudend ; waterig	akva
water (drink)	water	akvo
🔗 At the base of each mountain range, on the inner side of the triangle, ran a stream of water.
water	water	akvo
🔗 Drink a little water.

Engels	Nederlands
hold water	⇆ steek houden; ⇆ steekhoudend zijn; ⇆ water bevatten; ⇆ waterdicht zijn
hold	⇆ aanhouden; ⇆ achten; ⇆ bekleden; ⇆ bergen; ⇆ beschouwen als; ⇆ bevatten; ⇆ bezitten; ⇆ blijven duren; ⇆ boeien; ⇆ bolwerk; ⇆ dichthouden; ⇆ doorgaan; ⇆ erop nahouden; ⇆ eropna houden; ⇆ gelden; ⇆ greep; ⇆ het uithouden; ⇆ het volhouden; ⇆ houden; ⇆ houden voor; ⇆ houdgreep; ⇆ houvast; ⇆ huldigen; ⇆ in bezit hebben; ⇆ in leen hebben; ⇆ inhebben; ⇆ inhouden; ⇆ innemen; ⇆ kunnen bevatten; ⇆ opgaan; ⇆ ruim; ⇆ scheepsruim; ⇆ steek houden; ⇆ steunpunt; ⇆ tegenhouden; ⇆ toegedaan zijn; ⇆ van kracht zijn; ⇆ van oordeel zijn; ⇆ vasthouden; ⇆ vat; ⇆ vieren; ⇆ voeren; ⇆ volgen; ⇆ zich goed houden
water	⇆ aanlengen met water; ⇆ begieten; ⇆ bespoelen; ⇆ besproeien; ⇆ bewateren; ⇆ drenken; ⇆ in de week leggen; ⇆ lopen; ⇆ majem; ⇆ plas; ⇆ sproeien; ⇆ tranen; ⇆ van water voorzien; ⇆ verwateren; ⇆ vruchtwater; ⇆ water; ⇆ water geven; ⇆ water innemen; ⇆ wateren