Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord fellow‐guest

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(chap; guy; person); ; ; ;
🔗 And if three of them had seen the fellow, others had to have, too.
(man; male; bloke)
(sojourner);
🔗 They looked about them with the easy curiosity of honoured guests, and spoke to each other in soft measured voices.

EngelsNederlands
fellow‐guest disgenoot
fellow bentgenoot; evenknie; gast; gelijke; genoot; gezel; kameraad; kerel; knaap; knul; kornuit; kwant; lid; maat; makker; mede‐; sinjeur; snaak; snurker; sujet; vent; wederga; weerga
guest bezoeker; gast; genodigde; introducé; invité; logeergast; logé; slaper