Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord assist

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(aid; help; support; attend to);
🔗 I will assist you not at all.
(aid; help; benefit; attend to; advance; avail);
(help; helping);
(help; aid; support);
(aid; help; benefit);
🔗 Unprecedented wildfires prompted Sweden last week to request assistance from other EU countries.
🔗 He said that in Ayutthaya, there are more than 1,000 Burmese factory and construction workers in urgent need of assistance.
; ;
(helper; aid; adjunct; aide);
(lady help);
(helper; aid; auxiliary)
(clerk; teller; shop‐assistant);
winkelbediende
(aid)
(assessor; advisor);

EngelsNederlands
assist bijstaan; helpen; meehelpen
assist at bijwonen; tegenwoordig zijn bij
assist somebody with something iemand bij iets behulpzaam zijn; iemand met iets helpen
assistance assistentie; bijstand; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpverlening
assistant adjunct; amanuensis; assistent; assistente; bediende; helper; helpster; hulpkracht; hulponderwijzer; hulp‐; medehelper; medehelpster; medewerker; medewerkster; secondant; verkoper; winkelbediende; winkeljuffrouw