Nederlands–Afrikaanse woordeboek
Afrikaanse vertaling van die Nederlandse woord grijpen
Nederlands | Afrikaans (onregstreeks vertaal) | Esperanto |
---|---|---|
(aanpakken; aanvallen; attaqueren) | ; | |
🔗 Wanneer ik je eenmaal aangrijp, is het pleit al beslecht. | ||
(zich verbreiden; zich verspreiden) | ||
🔗 Het vuur grijpt om zich heen. | ||
(snappen; vatten; verstaan) | ; | |
🔗 Ik begrijp niet wat u bedoeld. | ||
(beseffen; verstaan; bevatten) | ||
🔗 Ik begrijp de wereld niet meer. | ||
(tussenbeide komen) | ||
🔗 Toen greep God in. | ||
(gebeuren; geschieden; gevallen; omgaan; passeren; plaatshebben; plaatsvinden; voorvallen; zich afspelen; zich voltrekken; zich toedragen; vóórkomen) | ; ; ; ; ; | |
🔗 Zijn scherp verstand herinnerde zich plotseling de vreemde wekker in de garage en de ontploffing die daar had plaatsgegrepen. |
Nederlands | Afrikaans | Engels |
---|---|---|
grijpen | greep; gryp; ruk | snatch |
grijpen | aanvat; begryp; gevange neem; snap; vat | apprehend |
grijpen | beetpak; greep; gryp; haak; knip; snap; vang; vangs; vat | catch |
grijpen | aangryp; vasgryp | catch hold of |
grijpen | haak; handdruk; knip; knyper; omklem | clasp |
grijpen | gryp; klou; knyper; vangarm | claw |
grijpen | neertrek; plant; vang | collar |
grijpen | aanpak; aanval; beset; beslag lê op | engage |
grijpen | gryp; pak | get hold of |
grijpen | afgryp; beetpak; greep; gryp; vangarm; vangs | grab |
grijpen | begrip; begryp; bevatting; greep; gryp; houvas; klou; mag; omklem; pak; vasgryp; vashou | grasp |
grijpen | aangryp; begrip; greep; haak; handdruk; handvatsel; houvas; mag; vasgryp; vat | grip |
grijpen | greep; gryp; handvatsel; omvat; pak; vasgryp; vat | gripe |
grijpen | begrip; bevatting; gryp; pak | prehension |
grijpen | aangryp; aanpak; afgryp; beset; beslag lê op; gevange neem; gryp; vat | seize |
grijpen | aanpak; aanvat | take hold of |
grijpen | aanpak; aanval; neertrek; pak; plant; vang | tackle |
grijpen | beetpak; greep; gryp; klou; omvat; ruk; vashou | clutch |