Informasie oor die woord omgaan (Nederlands → Esperanto: okazi)

Sinonieme: aan de hand zijn, gebeuren, geschieden, gevallen, optreden, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, voorvallen, zich afspelen, zich voordoen, zich voltrekken, zich toedragen, vóórkomen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔmɣan/
Afbrekingom·gaan

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(hij) gaat om(hij) ging om
(zij) gaan om(zij) gingen om
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat hij) omga(dat hij) omginge
(dat zij) omgaan(dat zij) omgingen
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
omgaand, omgaande(zijn) omgegaan

Voorbeelde van gebruik

Niemand vertelt hem nog wat er omgaat in de wereld.

Vertalinge

Afrikaansgebeur; val; plaasvind; vóórkom; afspeel; optree
Deensforekomme; ske
Duitsgeschehen; passieren; sich ereignen; stattfinden; vorkommen; auftreten; erfolgen; fallen; spielen
Engelshappen
Engels (Ou Engels)becuman; weorþan
Esperantookazi
Faroëeshenda seg; verða hildin
Finstapahtua
Fransarriver; avoir lieu; intervenir
Hongaarstörténik
Italiaansaccadere; arrivare; succedere
Jamaikaanse Patoisapm
Katalaansocórrer; tenir lloc
Latynaccidere
Maleisterjadi
Nederduitsvöärkummen; geböären
Papiamentsakontesé; sosodé; pasa
Poolswydarzyć się; zdarzyć się
Portugeesacontecer; suceder; ter lugar
Roemeensse întâmpla
Russiesбытовать
Saterfriesgeböäre; passierje
Spaansacontecer; ocurrir; realizarse; tener lugar
Srananpasa; psa
Sweedshända; inträffa; passera
Thaiเกิด; เกิดขึ้น
Walliesdigwydd
Wes‐Friesfoarfalle; plakfine; barre; gebeure